Het aantal 15- tot 75-jarigen met betaald werk is de afgelopen drie maanden met gemiddeld 18 duizend per maand toegenomen. In januari waren er bijna 8,9 miljoen werkenden. De arbeidsparticipatie is in januari verder gestegen tot 68,6 procent. Het aantal werklozen daalde met gemiddeld 3 duizend per maand tot 329 duizend. Zij hadden geen betaald werk en gaven aan recent naar werk te hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar te zijn. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers.

Visualisatie – Dashboard arbeidsmarkt

Bijna 4,1 miljoen mensen hadden om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast de eerder genoemde werklozen ging het om ruim 3,7 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar waren. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 11 duizend per maand afgenomen. UWV registreerde eind januari 279 duizend lopende WW-uitkeringen.

Werkloosheidsindicator

Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator worden mensen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn met ‘werkloos’ aangeduid. In januari waren er 329 duizend werklozen, dat komt neer op 3,6 procent van de beroepsbevolking. Dit is gelijk aan vorige maand.

UWV: Toename WW-uitkeringen door eindejaarseffect en seizoensinvloeden

Net als voorgaande jaren is ook in de eerste maand van dit jaar het aantal lopende WW-uitkeringen enigszins gestegen ten opzichte van de maand er voor. Aan het eind van het jaar lopen er namelijk traditiegetrouw veel arbeidscontracten op hun einde. Daarnaast is er in bepaalde sectoren ’s winters minder economische activiteit en dus werkgelegenheid. Het aantal WW-uitkeringen komt daardoor in januari 2019 uit op 279 duizend, een toename van 6,2 procent. In vergelijking met januari 2018 is het totaal aantal WW-uitkeringen echter met 16,7 procent gedaald.

Omdat een persoon meerdere WW-uitkeringen naast elkaar kan ontvangen, bedraagt het aantal personen met een WW-uitkering eind januari 2019 271 duizend. Ruim de helft van hen (54,1 procent) zit minder dan 6 maanden in de WW. Ongeveer drie van de tien WW’ers (29,0 procent) ontvangt de uitkering al meer dan een jaar.
UWV: Bouw, zorg en detailhandel grootste jaarlijkse afname

De stijging van het aantal lopende WW-uitkeringen in januari 2019 is zoals gezegd voor een groot deel te verklaren door seizoensinvloeden. Zo laten de bouw (+22,6 procent), uitzendbedrijven (17,6 procent) en landbouw, groenvoorziening en visserij (+10,5 procent) ten opzichte van vorige maand de grootste toename in WW-uitkeringen zien. In vergelijking met januari 2018 vinden we de bouw
(-29,8 procent) en uitzendbedrijven (-20,0 procent) echter terug tussen de vier grootste dalers, samen met zorg en welzijn (-22,3 procent) en detailhandel (-21,5 procent).

Arbeidsparticipatie verder gegroeid

De nettoarbeidsparticipatie is in januari gestegen tot 68,6 procent. Het percentage mensen van 15 tot 75 jaar met betaald werk was niet eerder zo hoog. Bij de laatste piek in februari 2009 kwam de arbeidsparticipatie uit op 68,3 procent. Voor zowel jongeren van 15 tot 25 jaar als 45-plussers is de arbeidsdeelname hoger dan begin 2009. Onder 25- tot 45-jarigen is de nettoarbeidsparticipatie weliswaar het hoogst, maar deze is nog niet op het niveau van begin 2009.

Onbenut arbeidspotentieel

Het CBS publiceert maandelijks over de omvang van de werkzame beroepsbevolking en de niet-werkzame bevolking, waarbij de laatste groep wordt uitgesplitst naar de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking (allemaal volgens ILO-definitie).

Met de werkloze beroepsbevolking wordt echter niet het totale onbenut arbeidspotentieel beschreven. Behalve werklozen volgens de ILO-indicator worden hiertoe nog andere groepen gerekend. Het gaat om mensen die óf recent gezocht hebben naar werk óf direct beschikbaar zijn voor werk. Deze mensen worden gerekend tot het onbenut arbeidspotentieel, maar vallen buiten de werkloosheidsdefinitie. Ook deeltijders die meer uren willen werken en hiervoor direct beschikbaar zijn, behoren tot het onbenut arbeidspotentieel.

De grootte en samenstelling van deze groepen worden alleen per kwartaal gepubliceerd. Het totaalbeeld dat de onderstaande figuur weergeeft is gebaseerd op de meest recente kwartaalcijfers (vierde kwartaal 2018). Het totale onbenut arbeidspotentieel bestond in het vierde kwartaal van 2018 uit iets meer dan 1,0 miljoen mensen. Een jaar eerder waren dit er nog meer dan 1,2 miljoen. De ontwikkeling van het totale onbenut arbeidspotentieel hangt sterk samen met de ontwikkeling van de werkloosheid volgens de ILO-definitie.

Het CBS publiceert maandelijks volgens de internationale richtlijnen over de beroepsbevolking. De bijbehorende indicatoren, de werkzame en werkloze beroepsbevolking, worden wereldwijd gebruikt om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te beschrijven. Daarbij zijn maandcijfers essentieel. Daarnaast publiceert het UWV maandelijks over het aantal WW-uitkeringen. Deze UWV-cijfers over uitkeringen zijn niet één-op-één vergelijkbaar met de indicatoren over de beroepsbevolking.

Bron: CBS

Gerelateerd:

CBS: “Arbeidsdeelname terug op niveau 2008