Het Nederlandse spaaroverschot behoort de afgelopen jaren tot de hoogste ter wereld. Niet-financiële bedrijven leveren hieraan de grootste bijdrage. Veelal wordt dit toegeschreven aan het spaargedrag van Nederlandse multinationals. Onderzoek van De Nederlandsche Bank (DNB) op basis van micro-data laat echter zien dat ook kleinere bedrijven hieraan substantieel bijdragen, de laatste jaren zelfs in toenemende mate. Wel zijn er belangrijke verschillen tussen het spaargedrag van grote en kleine bedrijven. Terwijl het spaaroverschot van het grootbedrijf zeer volatiel is, vertoont het spaaroverschot van het midden- en kleinbedrijf juist een stabiel, licht oplopend beloop.

Nederland spaart volop

In Nederland wordt meergespaard dan geïnvesteerd. Sinds de jaren ‘80 heeft de Nederlandse economie een overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans. Dit houdt in dat ons land per saldo meer inkomen uit het buitenland ontvangt – met handel en uit financieel vermogen – dan het aan het buitenland uitkeert. De afgelopen jaren is het spaaroverschot sterk toegenomen. In 2018 werd een record van 10,9% van het bbp geboekt, ruim boven de grens van 6% die de Europese Commissie hanteert in het zogeheten macro-economisch scoreboard. Dit is een instrument gericht op vroegtijdige identificatie van macro-economische onevenwichtigheden.

Spaaroverschot vooral bij niet-financiële bedrijven

Het Nederlandse spaaroverschot komt voor een belangrijk deel voor rekening van het niet-financiële bedrijfsleven. Over de periode 2001-2018 bedroeg hun aandeel ruim 80% (Figuur 1). Behalve door niet-financiële bedrijven is er per saldo ook gespaard door huishoudens en financiële instellingen. Collectieve besparingen van huishoudens in pensioenfondsen droegen 40% bij aan het totale spaaroverschot. Desondanks was het totale spaaroverschot van huishoudens, dat wil zeggen inclusief het individuele spaaroverschot, tot en met 2008 negatief, vooral door omvangrijke aankopen van nieuwe woningen. Na 2008 namen deze woninginvesteringen sterk af, en droegen huishoudens juist bij aan het spaaroverschot. In de beschouwde periode kende de overheid in het merendeel van jaren een begrotingstekort, wat een negatief spaaroverschot impliceert.

Figuur 1 – Spaaroverschot naar sector
in % bbp

Bron: Nationale Rekeningen (CBS)

MKB tekent in toenemende mate voor spaaroverschot

Er bestaat nog veel onduidelijkheid over welke bedrijven sparen, waarom ze sparen en waar ze het spaaroverschot voor aanwenden. Om hier meer zicht op te krijgen, heeft DNB onderzoek verricht met behulp van de microdatabase Statistiek Financiën Ondernemingen (SFO) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Kanttekening bij het gebruik van alleen de SFO is dat deze microdata niet optellen tot het totale macro-economische spaaroverschot van de sector niet-financiële bedrijven in de Nationale Rekeningen (NR), onder meer omdat de SFO maar een deel van deze sector beschrijft. In de NR worden daarom naast de SFO ook andere bronnen gebruikt om deze sector te beschrijven. Op basis van de SFO kan echter wel een indicatie worden gegeven voor de achterliggende oorzaken van het spaaroverschot van niet-financiële bedrijven.

Uit de SFO blijkt dat het midden- en kleinbedrijf (MKB) verantwoordelijk is voor ruim een derde van het spaaroverschot van niet-financiële bedrijven over de gehele beschouwde periode (2001-2017). Eerdere studies hadden vooral aandacht voor de rol van het grootbedrijf, hier gedefinieerd als bedrijven met ten minste 250 werkzame personen of een balanstotaal van meer dan EUR 43 miljoen. Vooral sinds 2014 heeft het MKB een hoger spaaroverschot dan de grotere ondernemingen, die gemiddeld in die jaren zelfs een aanzienlijk spaartekort kenden (Figuur 2).

Spaargedrag grootbedrijf volatieler dan dat van MKB

De volatiliteit van het spaaroverschot wordt gedreven door het GB. In de meeste jaren sinds de eeuwwisseling was het grootbedrijf verantwoordelijk voor een aanmerkelijk groter deel van het spaaroverschot dan het MKB. Echter, in enkele jaren had het GB een flink spaartekort. Deze volatiliteit is te herleiden tot enkele zeer grote bedrijven waarvan het spaaroverschot sterk fluctueert. In tegenstelling tot dit volatiele beloop laat het spaaroverschot van het MKB een stabiele, licht opwaartse trend zien.

Figuur 2 – Spaaroverschot niet-financiële bedrijven op basis van microdata: grootbedrijf (GB) versus midden- en kleinbedrijf (MKB)
in % van totale toegevoegde waarde bedrijven

Bron: Microdata Statistiek Financiën Ondernemingen (SFO), bewerking DNB

Het inzicht dat het spaaroverschot niet enkel gelokaliseerd is bij de grote bedrijven, maar ook bij het MKB, is van belang voor de interpretatie van het Nederlandse spaaroverschot en daarmee voor beleidsmatige gevolgtrekkingen. Vervolgonderzoek op basis van de SFO zal zich richten op de aard en motieven van het spaargedrag van het MKB en het grootbedrijf alsmede op de aanwending van het spaaroverschot.

Bron: DNB