In Limburg maakte de helft van de bedrijfsvestigingen met 2 of meer werkzame personen gebruik van een van de financiële regelingen in verband met de coronacrisis. Dat is het hoogste aandeel van alle provincies. In de provincie Fryslân werd relatief het minst gebruik gemaakt van de steunmaatregelen (38 procent). In Amsterdam en Rotterdam werd aan meer bedrijfsvestigingen steun verleend dan in Den Haag en Utrecht. Dat meldt het CBS op basis van voorlopige cijfers over het gebruik van steunmaatregelen voor bedrijven tot en met 31 augustus 2020, gemaakt op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Van alle bedrijfsvestigingen met minstens 2 werkzame personen in Nederland hoort ongeveer 45 procent bij een bedrijf dat gebruik maakte van een van de financiële regelingen, die de overheid heeft ingevoerd ter ondersteuning van ondernemers gedurende de coronacrisis. Dat zijn 187 duizend vestigingen.Driekwart van de bedrijfsvestigingen in Nederland betreft eenmanszaken, die relatief weinig gebruik maken van de onderzochte steunmaatregelen (15 procent). Speciaal voor deze eenmanszaken is er de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Omdat deze regeling nog niet kon worden meegenomen in het onderzoek, worden bedrijfsvestigingen en bedrijven met 1 werkzame persoon buiten beschouwing gelaten in dit nieuwsbericht.

In de noordelijke provincies werd in verhouding aan minder bedrijfsvestigingen steun verleend dan in het westen en zuidoosten van Nederland. Ruim de helft van de vestigingen in Groot-Amsterdam en Zuid-Limburg maakten gebruik van minimaal één regeling (53 procent). Het laagst was dit aandeel in de regio Delfzijl en omgeving (34 procent). Enkele gemeenten in Limburg waar relatief veel bedrijfsvestigingen gebruik maken van de steunregelingen zijn Vaals, Maastricht, Roermond en Valkenburg aan de Geul (allen rond de 60 procent). In Amsterdam gebruikte 55 procent van de bedrijfsvestigingen een of meerdere steunmaatregel. Vooral bedrijven in horeca, overige dienstverlening en cultuursector in zwaar weer.

 

Vooral bedrijven in de horeca, overige persoonlijke dienstverlening

 

(zoals kappers en schoonheidssalons) en de cultuursector ontvingen steun in de vorm van NOW-I, TOGS of uitstel van belastingbetaling. Dit zijn drie omvangrijke regelingen uit het eerste noodpakket. In de overige bedrijfstakken werd aanzienlijk minder gebruik gemaakt van een van deze drie steunmaatregelen. In regio’s met een relatief hoog aandeel horecavestigingen zoals Zeeland, Limburg en Amsterdam werd relatief vaker een beroep gedaan op de regelingen. In sommige andere regio’s met relatief veel horeca, zoals Drenthe en Fryslân, wordt relatief weinig gebruik gemaakt van de regelingen.

 

Helft bedrijven met steun had tweede kwartaal meer dan 25 procent omzetdaling

 

Van alle bedrijven met 2 tot 250 werkzame personen die onder het eerste noodpakket gebruik maakten van TOGS, NOW-I of uitstel van belastingbetaling, had de helft het tweede kwartaal van 2020 een omzetdaling van 25 procent of meer ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Voor één op de vijf bedrijven met steun bedroeg de omzetkrimp 5 tot 25 procent. Bij sommige bedrijven met steun bleef de omzet ongeveer gelijk en bij ruim één op de vijf was er sprake van een omzetstijging van 5 procent of meer. Onder bedrijven zonder een van de drie genoemde financiële regelingen had 40 procent een omzetkrimp van 5 procent of meer.

 

Bedrijven kunnen gebruik maken van een steunmaatregel en toch de omzet zien stijgen. Voor uitstel van belastingbetaling doet de verwachte omzetontwikkeling niet ter zake. Voor TOGS en NOW-I is vooraf een inschatting van de toekomstige omzetkrimp gemaakt. Na 2020 wordt bepaald of de toegekende steun (volledig) terecht was. Gegeven de voorwaarden van TOGS en NOW-1 met betrekking tot omzetverlies, kan niet worden geconcludeerd dat bedrijven met een omzetstijging in het tweede kwartaal van 2020 ten opzichte van het tweede kwartaal van 2019, onterecht steun hebben ontvangen.

 

Helft bedrijven met steun had tweede kwartaal meer dan 25 procent omzetdaling

 

Van alle bedrijven met 2 tot 250 werkzame personen die onder het eerste noodpakket gebruik maakten van TOGS, NOW-I of uitstel van belastingbetaling, had de helft het tweede kwartaal van 2020 een omzetdaling van 25 procent of meer ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Voor één op de vijf bedrijven met steun bedroeg de omzetkrimp 5 tot 25 procent. Bij sommige bedrijven met steun bleef de omzet ongeveer gelijk en bij ruim één op de vijf was er sprake van een omzetstijging van 5 procent of meer. Onder bedrijven zonder een van de drie genoemde financiële regelingen had 40 procent een omzetkrimp van 5 procent of meer.

 

Bedrijven kunnen gebruik maken van een steunmaatregel en toch de omzet zien stijgen. Voor uitstel van belastingbetaling doet de verwachte omzetontwikkeling niet ter zake. Voor TOGS en NOW-I is vooraf een inschatting van de toekomstige omzetkrimp gemaakt. Na 2020 wordt bepaald of de toegekende steun (volledig) terecht was. Gegeven de voorwaarden van TOGS en NOW-1 met betrekking tot omzetverlies, kan niet worden geconcludeerd dat bedrijven met een omzetstijging in het tweede kwartaal van 2020 ten opzichte van het tweede kwartaal van 2019, onterecht steun hebben ontvangen.

 

In de hier genoemde  omzetontwikkeling ontbreken enkele bedrijfstakken waarvoor op dit moment nog geen omzetcijfers beschikbaar zijn of die geen omzet kennen, zoals de landbouw, bosbouw en visserij, financiële dienstverlening, verhuur en handel van onroerend goed en overheid en zorg.v Vooral onder steun ontvangende bedrijven in persoonlijke diensten en horeca fors omzetverlies bij bedrijven in de overige persoonlijke dienstverlening en de horeca die gebruik maken van de overheidssteun had meer dan 80 procent een omzetkrimp van 5 procent of meer. De bouw- en ICT-sector hadden met 60 procent relatief de minste bedrijven met omzetkrimp.

Vooral onder steun ontvangende bedrijven in persoonlijke diensten en horeca fors omzetverlies

Bij bedrijven in de overige persoonlijke dienstverlening en de horeca die gebruik maken van de overheidssteun had meer dan 80 procent een omzetkrimp van 5 procent of meer. De bouw- en ICT-sector hadden met 60 procent relatief de minste bedrijven met omzetkrimp.

3 op de 10 bedrijven in de bouw en ICT die wel steun ontvingen, hadden in het tweede kwartaal meer omzet dan in het tweede kwartaal van 2019. In deze bedrijfstakken wordt relatief weinig gebruik gemaakt van TOGS en NOW-I, maar wel van uitstel van de belastingen.

 

Van de bedrijven die geen NOW-I, TOGS of belastinguitstel ontvingen, was de omzetontwikkeling het tweede kwartaal van 2020 ten opzichte van het tweede kwartaal van 2019 doorgaans positiever (of minder negatief) dan voor bedrijven die wel steun ontvingen. In de overige dienstverlening en horeca had ruim de helft van de bedrijven geen overheidssteun maar wel een omzetdaling.

 

Bron: CBS