Het werkloosheidspercentage is in 2020 voor het eerst na vijf jaar daling weer toegenomen. Ook het overig onbenut arbeidspotentieel (semiwerklozen en onderbenutte deeltijdwerkers) is gestegen. Zowel de werkloosheid als het totale onbenut arbeidspotentieel nam het meest toe in Noord-Holland en Drenthe. Beide waren het hoogst in Groningen. Dit meldt het CBS naar aanleiding van nieuwe cijfers.
In 2020 is het werkloosheidspercentage gestegen van 3,4 naar 3,8. Groningen en Zuid-Holland kenden met 4,5 en 4,2 procent van de beroepsbevolking de hoogste werkloosheid, gevolgd door Noord-Holland en Flevoland (beide 4,1 procent). In Zeeland was de werkloosheid met 3,0 procent het laagst. In 2020 nam de werkloosheid in alle provincies toe, het sterkst in Drenthe (van 2,9 naar 3,7 procent) en Noord-Holland (van 3,4 naar 4,1 procent).

Totaal onbenut arbeidspotentieel 8,5 procent

Volgens de richtlijnen van de International Labour Organization (ILO) is iemand werkloos als hij of zij recent naar werk heeft gezocht én direct aan de slag kan. Het totaal onbenut arbeidspotentieel omvat naast werklozen ook semiwerklozen (die óf recent werk hebben gezocht óf direct beschikbaar zijn) en onderbenutte deeltijdwerkers (mensen die meer uren willen werken en daarvoor ook beschikbaar zijn). Het gaat daarbij om de bevolking tussen 15 en 75 jaar. Het totaal onbenut arbeidspotentieel is in 2020 met 97 duizend gestegen naar 1,1 miljoen mensen. Dit is 8,5 procent van de bevolking van 15 tot 75 jaar.

Onbenut arbeidspotentieel meest toegenomen in Noord-Holland en Drenthe
Ten opzichte van 2019 nam het onbenut arbeidspotentieel in 2020 het meest toe in Noord-Holland (van 7,9 naar 9,3 procent) en Drenthe (van 7,6 naar 8,6 procent). Dit zijn ook de provincies waar de werkloosheid in deze periode het sterkst toenam. Het percentage semiwerklozen nam het meest toe in Overijssel, Noord-Holland en Drenthe. Het percentage onderbenutte deeltijdwerkers nam het meest toe in Noord-Holland en Groningen.

Hoogste percentage onbenut arbeidspotentieel in Groningen

Het onbenut arbeidspotentieel was met 10,5 procent van de bevolking naar verhouding het grootst in de provincie Groningen, gevolgd door Noord-Holland met 9,3 procent. Ook in Friesland, Zuid-Holland, Flevoland en Drenthe was het onbenut arbeidspotentieel groter dan gemiddeld. Het onbenut arbeidspotentieel was met 7,0 procent het kleinst in Zeeland. Op gemeenteniveau was het percentage het hoogst in de gemeente Groningen (12,8). Ook in Amsterdam, Vaals en Rotterdam was dit met 11 procent of meer relatief hoog. Gemeenten waarin het onbenut arbeidspotentieel met 6 procent of minder het kleinst was zijn Veere, Haaren, Westland, Schouwen-Duiveland, Altena en Borsele.

Werkloosheid en totaal onbenut arbeidspotentieel

Provincies met een relatief hoge werkloosheid, zoals Groningen, Zuid-Holland, Noord-Holland en Flevoland, hebben ook een hoog totaal onbenut arbeidspotentieel. In Drenthe en Friesland is het totaal onbenut arbeidspotentieel ook relatief groot, terwijl de werkloosheid daar vrijwel gelijk is aan het gemiddelde in Nederland.

Bron: CBS