De teruggang in de Nederlandse productiesector zette als gevolg van de matte vraag in mei door. De tegenvallende verkoop had opnieuw een negatieve impact op de sector en speelde een rol in de beslissingen van de bedrijven om hun personeelsbestanden en inkoopactiviteiten te verkleinen. De lagere vraag leidde ook tot een daling van de kostendruk en kortere levertijden. Positief is dat het productievolume in een gestaag tempo bleef toenemen en dat de fabrikanten voor het komende jaar over het algemeen uitgingen van groei.

De Nevi PMI® voor de Nederlandse productiesector is een samengestelde indicator die met één cijfer de stand van zaken in de productiesector weergeeft en wordt samengesteld op basis van indicatoren voor nieuwe orders, productieomvang, werkgelegenheid, levertijden en voorraad ingekochte materialen.

De hoofdindex daalde van 49.2 in april naar 49.0 in mei, wat wijst op een grotere, zij het nog steeds beperkte, verslechtering van de bedrijfsomstandigheden in de sector. De productieomvang leverde als enige van de vijf PMI-componenten een positieve bijdrage aan het eindcijfer.

Het totale aantal nieuwe ontvangen orders daalde halverwege het tweede kwartaal opnieuw – de tiende daling in de afgelopen elf maanden. De panelleden gaven aan dat hun klanten terughoudend bleven in het plaatsen van orders in het huidige economische klimaat. Deze daling was echter minimaal en vergelijkbaar met die van april. Ook de buitenlandse verkoop nam licht af.

De Nederlandse producenten vergrootten in mei wederom hun productieomvang, deels als gevolg van nieuwe projecten en het wegwerken van achterstallige orders. Deze laatste productiestijging was beperkt en met name het gevolg van stijgingen in de subsectoren consumptieen investeringsgoederen.

Omdat de productie groter was dan het aantal nieuwe orders, was er in mei opnieuw ruimte voor de bedrijven om de achterstanden te verkleinen. Deze afname was echter bescheiden en vergelijkbaar met die van april. De aanhoudende daling van de hoeveelheid onvoltooid of nog niet uitgevoerd werk, die nu al meer dan twee jaar duurt, leidde ertoe dat de bedrijven hun personeelsbestanden opnieuw inkrompen. De daling van de werkgelegenheid was fors en de grootste sinds december 2023. Er waren aanwijzingen dat de personeelsbestanden werden verkleind met reorganisaties en kostenbesparingen.

Ook het inkoopbeleid van de bedrijven bleef in mei terughoudend. Dit was de twaalfde maand op rij dat de hoeveelheid ingekocht materiaal kleiner was en deze laatste daling werd toegeschreven aan de zwakke verkoop. De vermindering van de inkoopactiviteiten was bovendien fors, zij het iets minder sterk dan in april. Er was tegelijkertijd sprake van een daling van de materiaalvoorraad omdat de bedrijven een voorkeur hadden voor lagere voorraadniveaus. De daling van de voorraad ingekochte materialen was aanzienlijk, maar wel de kleinste sinds augustus vorig jaar.

De zwakkere vraag naar materialen hielp om de druk op de leveranciers te verlichten en de gemiddelde levertijden waren korter dan in april. Deze bescheiden verbetering van de prestatie van leveranciers was de eerste in twaalf maanden en stond in contrast tot de historische tendens voor langere levertijden (42.8).

Tegelijkertijd was er in mei sprake van een verdere daling van de kostendruk. De inkoopprijsinflatie was voor de derde maand op rij lager en bereikte het laagste niveau van 2025 tot nu toe. De respondenten gaven aan dat de kosteninflatie met name het gevolg was van loonkosten en de prijzen voor energie, grondstoffen en voedingsmiddelen.

De Nederlandse producenten waren ook minder agressief in het vaststellen van hun verkoopprijzen. De verkoopprijsinflatie was bovendien het laagst tot nu toe dit jaar. De Nederlandse producenten waren optimistisch over een toename van de productieomvang in de komende twaalf maanden. De positieve groeivooruitzichten werden deels toegeschreven aan de verwachte instroom van nieuwe klanten en orders. Het optimisme was groter dan vorige maand, maar bleef historisch gezien matig

Redactioneel commentaar van Albert Jan Swart, sectoreconoom Industrie bij ABN AMRO: “De afname van het aantal nieuwe orders valt nog mee, gegeven de grote onzekerheid. Hoewel de VS de tarieven hebben verlaagd, moeten Amerikaanse importeurs nog altijd forse invoerheffingen betalen, ook op de meeste producten van de Nederlandse industrie. Daarnaast bestaat het risico dat de heffingen binnenkort weer omhoog gaan. De handelsspanningen tussen de VS en Europa zouden kunnen afnemen na de NAVO-top die eind juni in Den Haag plaatsvindt. De Europese NAVO-lidstaten zullen naar verwachting toezeggingen doen over extra bestedingen aan defensie, geld dat mogelijk deels aan Amerikaanse wapensystemen zal worden uitgegeven. Dat zou het door president Trump gehekelde handelsoverschot van de EU met de VS kunnen verkleinen.

Bron: NEVI