Warmtebedrijven mogen de verhoging van de wettelijke maximumtarieven voor warmte niet gebruiken om meer winst te gaan maken. Daarvoor waarschuwt de Autoriteit Consument & Markt (ACM) bij de publicatie van de maximale warmtetarieven voor het jaar 2022. In de Warmtewet is vastgelegd dat de ACM jaarlijks het maximale leveringstarief voor warmte moet vaststellen op basis van de gasprijs en met een in de wet voorgeschreven methode. Omdat de gasprijs momenteel historisch hoog is stijgen de maximumtarieven daarom automatisch mee.

De tarieven die de ACM vaststelt zijn maximumtarieven. Dit betekent dat warmteleveranciers onder het door de ACM vastgestelde tariefplafond moeten blijven. Uit navraag door de ACM blijkt ook dat enkele leveranciers van plan zijn hun tarieven in 2022 aanzienlijk minder te laten stijgen dan het maximum van 67% voor een doorsnee huishouden.

De ACM heeft warmteleveranciers er dit jaar ook op aangesproken terughoudend te zijn in het verhogen van de tarieven als dat niet nodig is om de gestegen kosten te dekken. Als de hoge gasprijzen volledig doorwerken in de kosten van de warmteleveranciers kan het wel nodig zijn tarieven te verhogen tot het maximum. De ACM vindt het belangrijk dat warmteleveranciers hier transparant over zijn naar hun klanten. De ACM zal bij warmteleveranciers extra informatie opvragen over de wijze waarop zij hun tarieven voor 2022 vaststellen. Op basis hiervan beslist de ACM of er aanleiding is verder te onderzoeken of warmteleveranciers hun tarieven onnodig hebben verhoogd en of zij onredelijk hoge tarieven in rekening brengen dan wel misbruik maken van hun economische machtspositie.

Hoge energieprijzen

De energieprijzen zijn momenteel historisch hoog. Veel consumenten moeten de afgelopen maanden daarom al veel meer betalen voor elektriciteit en gas of zullen dat vanaf 1 januari 2022 gaan doen omdat de prijzen van veel variabele energiecontracten dan worden verhoogd. Consumenten die zijn aangesloten op een warmtenet kunnen niet zelf kiezen van welk warmtebedrijf zij warmte afnemen. Daarom stelt de ACM de maximumtarieven voor warmtebedrijven jaarlijks vast op basis van het in de Warmtewet vastgelegde uitgangspunt dat de warmtetarieven gekoppeld zijn aan de gastarieven. Als warmtebedrijven hun tarieven verhogen tot het wettelijke maximum kan een doorsnee huishouden met een individuele aansluiting voor de levering van warmte in 2022 gemiddeld 2542 euro (inclusief BTW) moeten gaan betalen, tegenover maximaal 1523 euro in 2021. Een stijging van 67%. De werkelijke stijging hangt af van de hoogte van de tarieven die warmteleveranciers gaan hanteren. Bovendien is daarbij geen rekening gehouden met de maatregelen die het kabinet heeft genomen om consumenten te compenseren voor de hoge energieprijzenExternal Link. Deze compensatie wordt voor alle consumenten – en dus ook voor alle warmteconsumenten – verrekend via de elektriciteitsrekening. Daarnaast kondigde het kabinet in december aan mensen met lage inkomens extra te compenseren via de bijzondere bijstand.

‘Niet meer dan anders’ principe

De wettelijke koppeling tussen het maximale variabele tarief voor warmte en de gasprijs is een gevolg van het ‘niet meer dan anders’ principe. De wetgever heeft hiermee destijds beoogd consumenten die hun huis en tapwater verwarmen met stads- of blokverwarming te beschermen tegen te hoge warmtetarieven door ervoor te zorgen dat zij voor hun verwarming niet méér hoeven te betalen dan mensen die hun huis en tapwater met aardgas verwarmen. Daarom is in de Warmtewet bepaald dat de ACM het maximale leveringstarief voor warmte moet berekenen aan de hand van het gemiddelde tarief voor aardgas van de grootste 10 gasleveranciers per 1 januari 2022. Dit principe leidt er toe dat maximumtarieven voor warmte dit jaar aanzienlijk stijgen.

Een aanzienlijk deel van de warmteleveranciers moet gas of elektriciteit inkopen om warmte te produceren. Deze leveranciers maken dus hogere kosten vanwege de hoge energieprijzen. Daarnaast dekken warmteleveranciers hun risico’s af door inkoopcontracten te koppelen aan de gasprijzen (‘hedgen’), waardoor een stijging (of daling) van de gasprijs effect heeft op de kosten. Er zijn ook warmteleveranciers die aardwarmte of andere duurzame technieken gebruiken voor het verwarmen van het water. Ook voor hen kan gelden dat zij financiële gevolgen ondervinden van de hoge energieprijzen, bijvoorbeeld omdat subsidies daardoor lager uitvallen. Daarom heeft de ACM ook al eerder aangegeven er voorstander van te zijn om de maximale warmtetarieven voor levering vast te stellen op basis van de (efficiënte) kosten van warmteleveranciers. Hiervoor is een wijziging van de wet nodig. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft in het wetsvoorstel voor de nieuwe Warmtewet (Wet collectieve warmtevoorziening) deze zogenoemde kostengebaseerde tariefregulering ook al opgenomen.

Onderzoek naar rendementen van warmtebedrijven

De ACM monitort het gemiddelde rendement van warmtebedrijven en rapporteert hier eens per 2 jaar over met de Rendementsmonitor. Uit de Rendementsmonitor over de jaren 2019 en 2020 bleek dat het gemiddelde rendement van warmtebedrijven de afgelopen jaren is gedaald en dat veel warmtebedrijven de afgelopen jaren extra hebben geïnvesteerd in de aanleg en uitbreiding van warmtenetten. Daarnaast constateert de ACM dat warmteleveranciers kosten maken voor verduurzaming in het kader van de energietransitie. De ACM heeft op 8 oktober 2021 de bevoegdheid gekregen om in te kunnen grijpen als blijkt dat een warmtebedrijf een te hoog rendement behaalt. Daarom is de ACM in 2021 gestart met het ontwikkelen van een methode om redelijke rendementen van warmtebedrijven vast te stellen. De ACM betrekt hier ook de warmtesector en vertegenwoordigers van verbruikers bij. De ACM kan op grond van de Mededingingswet ook nader onderzoek doen naar mogelijk misbruik van een economische machtspositie en naar de vraag of door warmteleveranciers gehanteerde tarieven excessief zijn.

Bron: ACM