André Moerman is voorzitter van de signaleringcommissie van de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden (LOSR/MO-groep) en manager sociaal raadslieden en schuldhulpverlening bij Rijnstad Arnhem.

Vanuit de dagelijkse praktijk van sociaal raadslieden en schuldhulpverlening kent hij de wereld van incasso en schuldenaars als geen ander. Op woensdag 14 november 2012 houdt Moerman tijdens de 8e Credit Expo in Nieuwegein twee presentaties: ‘Grenzen aan incasso’ en ‘Paritas Passé – in de knel door ongelijke incassobevoegdheden’. André Moerman: ‘De overheid moet oog hebben voor het bestaansminimum van de schuldenaar en de beslagvrije voet respecteren.’

De Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden (LOSR) heeft zich sterk gemaakt om de incassokosten wettelijk te regelen. Per 1 juli 2012 geldt de Wet Incassokosten. Bent u tevreden?

Incassokosten zijn al jaren een groot probleem. Denk maar aan de zeer hoge kosten die dubieuze kantoortjes in rekening brengen. Bekend is ook dat incassobureaus die aangesloten zijn bij de Nederlandse Vereniging van Incasso-ondernemingen (NVI) standaard €25,- extra in rekening brengen. Dan is er nog het probleem van de verborgen of dubbele incassokosten: een schuldeiser heeft incassokosten berekend en het incassobureau factureert over dat totaalbedrag vervolgens nogmaals incassokosten.

Gezien de ernst van deze problematiek hebben we vanuit de LOSR prioriteit gelegd bij dit probleem. In het rapport Incassokosten, een bron van ergernis! hebben we in november 2008 de knelpunten verzameld en onder de aandacht gebracht van de politiek. De minister van Justitie ging een dag later overstag. Na een moeizaam traject van drieënhalf jaar zijn de maximum incassokosten nu eindelijk in de wet geregeld. Het is een goede regeling. Het geeft duidelijkheid en zekerheid voor iedereen. Op één onderdeel is de regeling niet goed omdat bij de invordering van termijnbetalingen bij iedere termijn het minimumbedrag ad. € 40 aan incassokosten berekend mag worden. Dit kan er toe leiden dat incasso in bepaalde situaties toch nog lucratief blijft en dat kan toch niet de bedoeling zijn.

De hoogte van de incassokosten is nu gemaximeerd. Wat zou er nog meer moeten gebeuren in de incassobranche om schuldenaren beter te beschermen?

De volgende stap is wat mij betreft een verdere regulering van de incassobranche. Nu is het zo dat iedereen zomaar een incassobureau kan beginnen. Er gelden verder geen regels: niet over het reageren op brieven, het uitoefenen van druk of het hebben van een onafhankelijke klachtenprocedure. Voor gerechtsdeurwaarders bestaan die wettelijke regels wel. Die moeten zich bovendien aan tuchtrecht houden. De NVI heeft dan wel een keurmerk en een klachtenprocedure, maar deze is niet echt onafhankelijk: het is als een slager die zijn eigen vlees keurt. De uitspraken in haar klachtenprocedure zijn bovendien niet openbaar.

Hoe is het gesteld met de beslagvrije voet als absolute ondergrens?

De beslagvrije voet is de absolute ondergrens die de debiteur nodig heeft om in een minimum bestaansbehoefte te kunnen voorzien. Globaal komt dit neer op 90 procent van de bijstandsnorm. In de praktijk zien we dat mensen met schulden om allerlei redenen toch door het ijs zakken. Dat blijkt uit het onderzoek Paritas Passé van de LOSR/MO-groep en de Hogeschool Utrecht, in opdracht van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). Zo komt het steeds meer voor dat verschillende schuldeisers beslag leggen op verschillende inkomsten, waardoor de gerechtsdeurwaarders van elkaar niet meer weten wie wát doet. Een gevolg hiervan is dat de debiteur veel te weinig overhoudt om van te leven. De invoering van een beslagregister kan ervoor zorgen dat deurwaarders hun werkzaamheden beter op elkaar kunnen afstemmen.

Een tweede oorzaak is dat bepaalde schuldeisers de laatste jaren bijzondere bevoegdheden hebben gekregen. Zo kan de verhuurder beslag op de huurtoeslag leggen en gelden er speciale regels als de zorgpremie niet wordt betaald. Deze en andere bijzondere bevoegdheden hebben ertoe geleid dat de ongelijkheid tussen schuldeisers is toegenomen. Steeds vaker gaan schuldeisers die minder krijgen tot het uiterste om de vordering tóch geïnd te krijgen, waardoor de debiteur opnieuw onder het bestaansminimum terecht komt.

Het is heel belangrijk dat de wetgever bij nieuwe wetgeving de beslagvrije voet respecteert en oog houdt voor het totaalplaatje, zoals bij samenloop van incassobevoegdheden. Een van de aanbevelingen uit Paritas Passé die hiervoor moet zorgen is dat de overheid bij elke nieuwe maatregel die ze bedenkt eerst een Incasso Effect Rapportage moet maken. Het huidige, demissionaire kabinet heeft een reactie op het rapport doorgeschoven naar het toekomstige kabinet.

Schiet de voorlichting van consumenten over de gevaren van het aangaan van schulden niet te kort?

Uiteraard moet er veel aan voorlichting gedaan worden. Een verplichte slogan als ‘geld lenen kost geld’ zal vast wel effect hebben. Het Nibud (Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting) doet al goed werk als het om consumentenvoorlichting gaat. Maar ik vind dat ook bedrijven hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik denk wel eens dat bedrijven hun marketingafdeling belangrijker vinden dan hun incasso-afdeling.

Nederlanders staan bekend om hun zuinigheid. Toch moet er iets in de mentaliteit veranderd zijn waardoor consumenten zich nu massaal in de schulden steken. Hoe verklaart u dat?

De schuldenproblematiek onder consumenten is de keerzijde van het marktdenken en consumentisme. Zolang de economie slechts draait op hoge verkoopcijfers zullen waarschuwingen als ‘geld lenen kost geld’ slechts een voetnoot zijn bij een overvloed aan reclame en verleiding.

Nadja Jungmann, lector rechten, schulden en incasso aan de Hogeschool Utrecht, maakt onderscheid tussen mensen die niet kunnen en mensen die niet willen betalen. ‘In een ideale wereld zou de schuldhulpverlening er moeten zijn voor mensen die niet kunnen betalen en de gerechtsdeurwaarders en incassobranche voor degenen die niet willen betalen’ (MUG Magazine, oktober 2012). Hoe staat u tegenover die gedachte?

In de kern ben ik het eens met dit onderscheid. Schuldhulpverlening is er voor de ‘niet-kunners’ en de incassobranche voor de ‘niet-willers’. Maar ook binnen de groep van ‘niet-kunners’ zijn er mensen die ondanks de daarop gerichte begeleiding niet goed te helpen zijn, omdat ze bijvoorbeeld geen afspraken kunnen nakomen, niet met een beperkt budget om kunnen omgaan of nieuwe schulden blijven maken. Zijn het dan ‘niet-kunners’ of ‘niet-willers’? Er is een grijs gebied.

Het is een goede ontwikkeling dat er binnen de schuldhulpverlening meer aandacht is gekomen voor deze groep. De focus is dan niet meer de schuldregeling – een veelal te hoog gegrepen doel – maar het stabiliseren van de situatie. Het streven is dan dat iemand in ieder geval kan blijven wonen en zijn energierekening blijft betalen. Het is van belang dat deze groep over een bestaansminimum blijft beschikken en dat de wetgeving dat ook mogelijk maakt.  Maar het is misschien ook een definitieprobleem. Als we met een ‘niet-willer’ iemand bedoelen die wel kán, maar niet wíl betalen ben ik snel klaar: die groep moet natuurlijk hard aangepakt worden.

Het is niet onwaarschijnlijk dat Nederlandse burger binnenkort een nieuwe ronde met drastische overheidsbezuinigingen kan verwachten. Zal dit de schuldenproblematiek nog groter maken? Wat zou u de overheid aanraden om nieuwe problemen te voorkomen?

Nieuwe bezuinigingsmaatregelen die de inkomsten en uitgaven van de burger raken zullen zeker als effect hebben dat de schuldenproblematiek toeneemt. De overheid moet vooral voorzichtig zijn bij mensen met een laag inkomen, want daar ligt nu al de schuldenproblematiek op de loer.

Wie zijn de voornaamste ‘nieuwe’ schuldeisers van schuldenaren? Is daar een bepaalde tendens in te zien?

De meest voorkomende schuldeiser is de belastingdienst. De overheid hanteert een ingewikkeld belastingstelsel met elementen zoals voorlopige teruggaaf, huur- en zorgtoeslag en heffingskortingen. Burgers moeten van te voren inschatten waar ze voor in aanmerking denken te komen en hoe hoog hun fiscaal inkomen het komende jaar zal zijn. Bovendien staat bij de belastingdienst de service van ‘snel geld’ voorop, dus het credo: eerst betalen en dan pas controleren. In Nederland ontvangen 1,2 miljoen huishoudens huurtoeslag. Daarvan moet een op de drie uiteindelijk geld terugbetalen. Met een beter gebruik van de informatie die toch al bij de overheid bekend is, zoals actuele loongegevens, zou de belastingdienst dit moeten kunnen beperken.

De zorgverzekeraars zijn qua schulden waarschijnlijk een goede tweede. Ook hier ligt een keuze van de wetgever aan ten grondslag. Er is bij de invoering van de Zorgverzekeringswet bewust voor gekozen dat de nominale premie hoog moet zijn om voldoende concurrentie tussen de zorgverzekeraars mogelijk te maken. De regering ging er vanuit dat de consument gevoeliger is voor een premieverschil tussen €90,- en €100,-, dan tussen €20,- en € 30,-. Ik vraag me af of dit zo is. In ieder geval is het de vraag of dit alle offers waard is. Nu is het zo dat vijf miljoen huishoudens een zorgtoeslag aanvragen ter compensatie van hun zorgpremie.

De zeer ingewikkelde wanbetalersregeling zorgt ervoor dat je als verzekerde bij een premieachterstand van zes maanden een hogere bestuursrechtelijke premie verschuldigd bent. In 2012 gaat dat om een bedrag van €154,- per persoon. Dit heeft weer als extra effect dat andere schuldeisers minder krijgen omdat deze premie preferent is. De vraag is of dat het allemaal waard is. Waarom niet een hogere inkomensafhankelijke premie? Dat lijkt me een mooi punt om mee te nemen in de kabinetsformatie.

André Moerman (1966) is voorzitter van de signaleringscommissie van de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden. Hij is afdelingsmanager sociaal raadslieden en schuldhulpverlening bij Rijnstad Arnhem. Via zijn website www.schuldinfo.nl stelt hij gratis juridische informatie beschikbaar. Als docent verzorgt hij incompany scholing over de juridische aspecten van hulpverlening bij schulden.

Bron: www.creditexpo.nl