Een overgrote meerderheid van de gemeenten heeft een tekort op het budget om de bijstandsuitkeringen te betalen. Uit een analyse blijkt nu dat dit budget de afgelopen jaren aantoonbaar te laag is geraamd. Dat komt vooral omdat er geen rekening is gehouden met de voorspelbare groei van de bijstand door de instroom van statushouders en de toenemende kosten van de gemeentelijke vangnetregeling.

Het Rijk stelt elk jaar geld beschikbaar voor het betalen van de bijstandsuitkeringen. Het is wettelijk vastgelegd dat dit budget toereikend hoort te zijn, maar over 2016 was er landelijk een tekort van 6%. In 2015 schreven gemeenten ook al rode cijfers. En voor 2017 ziet het er evenmin rooskleurig uit.

Divosa liet daarom adviesbureau AEF onderzoeken waarom de raming van het bijstandsbudget niet meer aan lijkt te sluiten bij de realiteit. De analyse verklaart volgens Divosa waarom gemeenten in ieder geval in 2015-2017 niet voldoende budget hebben gekregen om de bijstandsuitkeringen te betalen.

Erik Dannenberg, voorzitter van Divosa, vindt dat Rijk en gemeenten als mede-overheden gezamenlijk naar een oplossing moeten zoeken. “Gemeenten moeten er vanuit kunnen gaan dat het Rijk voldoende budget beschikbaar stelt om de bijstandsuitkeringen te betalen.”

Voorspelbare groei bijstand niet meegenomen in de raming

Uit de analyse blijkt dat een groot deel van het tekort in de periode 2015-2016 is ontstaan doordat het ministerie van SZW een belangrijk element niet heeft meegenomen in de raming van de bijstand: de grote groei van het aantal statushouders. Als vluchtelingen een verblijfstatus krijgen en zich in een gemeente vestigen, hebben zij over het algemeen een bijstandsuitkering nodig om hun leven op te starten. In de raming van het bijstandsbudget is deze verhoogde instroom van statushouders niet meegenomen.

Door deze voorspelbare groei niet mee te nemen in de raming, zijn gemeenten er in 2015 en vooral in 2016 tientallen miljoenen euro’s bij ingeschoten. Ook in 2017 speelt dit probleem volgens Divosa mee.

Divosa vindt dat het bijstandsbudget elk jaar toereikend moet zijn om de bijstandsuitkeringen te betalen. Een grote voorspelbare ontwikkeling van het bijstandsvolume moet daarom altijd worden meegenomen in de raming van het macrobudget.

Het ministerie stelde gemeenten in overleg met de VNG in 2016 en 2017 een lening beschikbaar om de extra bijstandsuitkeringen als het gevolg van de instroom van statushouders te betalen. Dit is de inter-temporele tegemoetkoming. De achterliggende gedachte is dat statushouders na een periode ook weer uit de bijstand zullen stromen. Bijvoorbeeld als zij een opleiding gaan volgen met studiefinanciering of een baan vinden. Op dat moment zullen gemeenten ook weer uitkeringsgelden besparen. Divosa is echter van mening dat het bijstandsbudget nu toereikend hoort te zijn en niet uitgesmeerd over meerdere jaren.

Vangnetregeling jaagt tekorten verder op

De vangnetregeling die is bedoeld om gemeenten met grote tekorten tegemoet te komen, leidt tot een negatieve spiraal met nog meer tekorten voor nog meer gemeenten.

Gemeenten die een tekort op het bijstandsbudget hebben dat groter is dan 5%, kunnen in aanmerking komen voor een vangnetuitkering. Maar de kosten voor die vangnetuitkeringen worden twee jaar later vergoed vanuit het landelijke bijstandsbudget. Gemeenten moeten die kosten dus zelf dragen. En hoe meer geld er naar de vangnetregelingen gaat, hoe lager het landelijke bijstandsbudget twee jaar erna. Over 2016 krijgen gemeenten bijvoorbeeld 138 miljoen uitgekeerd in het kader van de vangnetuitkering. Dat gaat van het budget af in 2018. Hierdoor moeten gemeenten bij aanvang van 2018 al 2,3% van hun budget afstaan voor het afdekken van eerdere tekorten.

Divosa vindt dat het Rijk solidair moet zijn met gemeenten en de vangnetregeling grotendeels moet betalen. Dat zorgt voor een prikkel bij het Rijk om het macrobudget zo goed mogelijk vast te stellen.

Twijfels over de werkloze beroepsbevolking als voorspeller van het bijstandsvolume

Daarnaast zijn er vraagtekens te zetten bij de werkloze beroepsbevolking als voorspeller van het bijstandsvolume. Het bijstandsvolume wordt geraamd op basis van een rekenregel van het CPB waarin veranderingen in de werkloze beroepsbevolking centraal staan. Die werkloze beroepsbevolking steeg en daalde de afgelopen jaren heftiger dan in het verleden, mogelijk door de toegenomen flexibilisering van de arbeidsmarkt. Bovendien is het bijstandsbestand door het afsluiten van de sociale werkvoorziening en het beperken van de uitkeringsregeling voor jonggehandicapten (de Wajong) van karakter veranderd. Er zitten meer mensen met een arbeidsbeperking in de bijstand. Dat leidt tot de vraag of de werkloze beroepsbevolking nog wel een correcte voorspeller is voor het aantal bijstandsuitkeringen.

Ervaringen uit het verleden zijn dus kortgezegd geen garantie meer voor de toekomst. In 2012 en 2013, toen de werkloze beroepsbevolking snel steeg, lijken gemeenten daar voordeel van te hebben ondervonden omdat het bijstandsvolume te hoog werd geraamd, maar in 2015 en 2016, toen de werkloze beroepsbevolking snel daalde, pakte dat juist  nadelig voor hen uit.

Divosa wil een nader onderzoek naar de vraag of de veranderingen in de werkloze beroepsbevolking het bijstandsvolume nog wel correct voorspellen.

Raming beleidseffecten niet transparant

Tot slot blijkt de raming van het bijstandsbudget op een onderdeel niet transparant te zijn. Het budget wordt in eerste instantie geraamd op basis van het door het CPB voorspelde aantal bijstandsuitkeringen en de voorspelde prijs van een uitkering. Maar daarnaast stopt het ministerie van SZW er extra geld bij of haalt er juist geld vanaf vanwege de geraamde effecten van beleid.

Uit de analyse die Divosa heeft laten uitvoeren door AEF blijkt dat het onduidelijk is hoe die bedragen voor de beleidseffecten tot stand zijn gekomen en of zij kloppen. Er ontbreekt gedetailleerde informatie over de ramingen. En er zijn er ook niet altijd voldoende gegevens beschikbaar om de ramingen te toetsen.

Divosa vindt dat de raming van beleidseffecten transparanter moet zijn en in samenspraak moet gebeuren met gemeenten en een onafhankelijke derde partij.

Zie ook:

Factsheet Divosa-monitor: Bijstandsbudget 2016 (Divosa, december 2017)

Bron: Divosa