De consolidatie van de pensioensector is al lange tijd zichtbaar en zet nog steeds door. Het aantal pensioenfondsen is afgenomen van 1060 in 1997 tot 268 in 2017. Recent neemt het aandeel van algemene pensioenfondsen toe.

Daling van het aantal pensioenfondsen

De consolidatie in de Nederlandse pensioensector is al langere tijd aan de gang. Waren er in 1997 nog meer dan 1.000 pensioenfondsen, in 2007, tien jaar later, was dat aantal gedaald naar 713. Inmiddels, weer bijna tien jaar later, zijn er nog 268 pensioenfondsen over. De daling doet zich voornamelijk voor bij de ondernemingspensioenfondsen.

Van de 605 ondernemingspensioenfondsen die eind 2007 bestonden zijn er per 30 juni 2017 nog 192 over, een daling van zo’n 70%. Het aantal bedrijfstakpensioenfondsen is in deze periode teruggelopen van 96 eind 2007 naar 59 nu, een daling van ongeveer 40%. In beide gevallen vindt de afname redelijk gelijkmatig plaats, zoals uit bovenstaande figuur blijkt.

Naar verwachting zal de concentratie van de pensioensector doorgaan: 45 pensioenfondsen hebben een besluit tot liquidatie genomen en dat bij DNB gemeld.

Stijgend aandeel algemene pensioenfondsen

Pensioenfondsen die niet zelfstandig willen doorgaan, kunnen kiezen de opgebouwde bezittingen en verplichtingen over te dragen aan een andere pensioenuitvoerder of te fuseren met een ander pensioenfonds. Onderstaande figuren laten zien naar welke instellingen waardeoverdrachten vanuit pensioenfondsen hebben plaatsgevonden in de afgelopen drie jaren. Daarbij zijn de collectieve waardeoverdrachten en fusies meegenomen van pensioenfondsen, die ophouden te bestaan, naar een andere pensioenuitvoerder: (algemeen) pensioenfonds, premiepensioeninstelling, verzekeraar of buitenlandse pensioeninstelling. Bij algemene pensioenfondsen is daarbij onderscheid gemaakt tussen collectiviteitskringen waarin alleen de pensioenregeling(en) van een werkgever wordt uitgevoerd (single-client kring) en kringen waarin de regelingen van meerdere werkgevers (kunnen) worden uitgevoerd (multi-client kring).

Uit de beide figuren blijkt dat met name verzekeraars, bedrijfstakpensioenfondsen en algemene pensioenfondsen in 2016-2017 aanspraken hebben overgenomen van verdwijnende pensioenfondsen. In de jaren daarvoor, toen er nog geen algemene pensioenfondsen waren, vonden waardeoverdrachten door liquiderende en fuserende pensioenfondsen vooral plaats naar verzekeraars en bedrijfstakpensioenfondsen. De waardeoverdrachten in de laatste twee jaar naar buitenlandse pensioeninstellingen betreffen een beperkt aantal gevallen van multinationals die hun pensioenregelingen uit verschillende lidstaten bij elkaar wilden brengen in één pensioeninstelling. Dergelijke waardeoverdrachten betreffen gemiddeld grotere pensioenen en hebben waarschijnlijk een meer incidenteel karakter. Ten aanzien van de overdrachten naar algemene pensioenfondsen valt op dat tot nu toe vrijwel alle overdrachten naar ‘single-client’ kringen gaan. Ondernemingspensioenfondsen en premiepensioeninstellingen ontvangen maar een klein deel van de overdrachten van pensioenfondsen.

Toekomstbestendige pensioenfondsen, in het belang van de deelnemer

Pensioenfondsen besluiten vaak tot liquidatie of fusie vanwege een combinatie van ontwikkelingen, zoals stijgende kosten van de pensioenuitvoering, toenemende wettelijke eisen, moeite om geschikte bestuurders te vinden, de financiële positie of demografie van het fonds en ontwikkelingen – fusies, faillissementen of wijziging pensioenregeling – bij de werkgever. Daarbij kan consolidatie een bijdrage leveren aan het bereiken van schaalvoordelen.

Toekomstbestendige pensioenfondsen zijn in staat om langdurig aan hun verplichtingen richting de deelnemers te voldoen. DNB verwacht daarom dat ieder pensioenfonds nadenkt over de eigen toekomstbestendigheid, en een visie en strategie heeft voor de toekomst. Het belang van een toekomstvisie wordt verder versterkt door de onduidelijkheid over hoe de sector er in de toekomst gaat uitzien. Dat vraagt dat pensioenfondsen de winkel goed op orde hebben, zodat ze tijdig kunnen anticiperen op de veranderingen die eraan komen. Dat geldt zowel voor kleine als voor grote pensioenfondsen.

Bijzondere aandacht van DNB gaat uit naar pensioenfondsen waarbij twijfels bestaan over de toekomstbestendigheid. Op basis van een aantal financiële en niet-financiële indicatoren van kwetsbaarheid heeft DNB dit jaar een groep van 22 pensioenfondsen geïdentificeerd als verhoogd kwetsbaar. Dit zijn niet per definitie kleine pensioenfondsen, al hangen de indicatoren voor kwetsbaarheid vaak wel samen met omvang. Denk hierbij aan de kosten per deelnemer of de mogelijkheid om geschikte bestuurders te vinden. DNB heeft deze pensioenfondsen verzocht een toekomstplan op te stellen waarin ze aangeven of, en zo ja hoe, ze hun kwetsbaarheden tegen kunnen gaan, dan wel hoe ze hun activiteiten beheerst af gaan wikkelen.

Bron: DNB