Onze instituties staan te wankelen ten gevolge van een besluitvormingsimplosie. Omdat ze moeten werken met een ouderwetse politieke technologie loopt de capaciteit voor het produceren van effectieve regeringsbesluiten hard achteruit. De uitvoerende organen zijn geen haar beter. Elk departement bezwijkt onder de toenemende last van besluiten. Allemaal zijn ze verplicht talloze regelingen door te voeren en dagelijks grote aantallen beslissingen te nemen, en dat alles onder toenemende tijdsdruk.

De parlementaire structuur is de afgelopen 250 jaar nauwelijks veranderd en is gewoon niet toegerust voor het soort managersbeslissingen dat vandaag de dag noodzakelijk is. Het gehele apparaat is volkomen ineffectief. We zien ons geconfronteerd met een nieuwe en dreigende waarheid. De politieke krampen en crises kunnen niet worden weggenomen door leiders zolang diezelfde leiders zijn gedwongen te werken met ontoereikende, ineengestorte en overbelaste instituties. Een politiek stelsel moet niet alleen besluiten kunnen nemen en die uitgevoerd zien te krijgen. Het moet op de juiste schaal kunnen opereren, instaat zijn ongelijke stukken beleid te integreren en tegelijk de diversiteit in de samenleving kunnen weergeven en daarop reageren. Onze problematiek speelt zich niet langer af rond zaken als “links versus rechts’, of sterk of zwak leiderschap; het huidige systeem van besluitvorming is zelf tot een gevaar uitgegroeid.

Toen er sprake was van een voornamelijk statische samenleving werkte het bestuursmodel met onafhankelijke ministers en wethouders misschien nog wel. Het was zeker niet ideaal, maar door een weinig dynamische samenleving waren de effecten ervan niet al te beroerd. Nu is dat anders. De ene onverwachte ontwikkeling volgt op de andere. De overheid tracht de verwarring te beteugelen door regels op te stellen. Daarvan zijn er nu zoveel, dat het totaal te talrijk en daardoor onoverzichtelijk is. Telkens als iets niet goed gegaan is, dringen de Tweede Kamer, de Rekenkamer, de gemeenteraad, de politici, de ondernemers en de burgers erop aan minder regels te maken. Helaas heeft dat in de praktijk niet of nauwelijks tot minder regels geleid.

Er zijn veel onafhankelijk van elkaar dirigerende en beslissende instanties die geheel ongecoördineerd en verkokerd functioneren. Hun beter weten is gebaseerd op een kijk, die strikt tot het eigen terrein en de eigen doestellingen is beperkt en vervolgens met bureaucratische logica wordt uitgewerkt. In de organisatieleer luidt een belangrijke wet: snij geen affiniteiten door. Daarmee wordt bedoeld dat zaken die zeer nauw met elkaar samenhangen niet van elkaar moeten worden gescheiden. Dit doorsnijden van affiniteiten doet de overheid telkens weer. Er zijn vrijwel geen belangrijke kwesties waarover in de uitvoering niet twee of meer instanties gaan. Dat is ook de reden waarom nooit iemand schuldig is als een flinke fout is begaan.

Onze “hedendaagse “politieke stelsels zijn kopieën van modellen, uitgevonden vóór de opkomst van de fabriek. Vóór het conservenblikje, de koelkast, het gaslicht of de fotografie, vóór de schrijfmachine, de telefoon en vóór de eerste vlucht van Orvilee en Wilbur Wright. Ze werden ontworpen in een intellectuele wereld die we ons bijna niet meer kunnen voorstellen; nog vóór Marx, Darwin, Freud en Einstein. Dit, de veroudering van onze fundamenteelste politieke en parlementaire instituties, vormt het belangrijkste politieke gevaar van vandaag. Terwijl we door de ene crisis na de andere staan te wankelen op onze benen, lopen we het gevaar dat er nieuwe Hitlers en Stalins onder het puin vandaan kruipen. Ze zullen ons zeggen dat het moment is aangebroken om onze problemen tot een oplossing te brengen; door niet alleen afstand te doen van onze aftandse instituties, maar ook van onze vrijheid. Wie in de 21ste eeuw de menselijke vrijheid wil behouden en vergroten, krijgt dat niet voor elkaar door slechts de bestaande instituties de hand boven het hoofd te houden. Net zoals de pioniers in het verleden zullen we nieuwe moeten uitvinden.

Bron: www.creditexpo.nl