In het internationaal bankieren is een structurele transformatie gaande, zo blijkt uit recent DNB-onderzoek. Op de Amsterdamse Zuidas blijven Nederlandse banken het beeld domineren. Maar in de skyline van de hoofdsteden van opkomende markten worden Westerse banken minder dominant. Hier zijn banken uit de eigen regio sterk in opmars.

Sinds de crisis is de internationale kredietverlening afgenomen. Althans voor zover het gaat om de kredieten die banken direct verstrekken aan partijen in andere landen. Tegelijkertijd is de kredietverlening door lokale vestigingen van buitenlandse banken onverminderd belangrijk gebleven. Echter, er zijn verschuivingen gaande in het eigendom van de lokale vestigingen: banken uit een groter aantal landen bezitten nu buitenlandse vestigingen, waarbij de regionale focus is toegenomen.

Westerse banken

Banken uit de OESO-landen (kortweg de Westerse landen) zijn nog steeds verantwoordelijk voor het overgrote deel van de lokale kredietverlening door buitenlandse banken. Echter, hun aandeel is door de crisis duidelijk kleiner geworden. Niet alleen zijn veel banken uit Westerse landen gestopt met het openen van nieuwe vestigingen in het buitenland, een aantal van deze banken is zwaar getroffen door de crisis en heeft daarom buitenlandse dochters en bijkantoren in de verkoop gedaan. Daarbij trekken deze banken zich vooral terug uit de perifere landen die verderaf liggen – letterlijk én figuurlijk. De focus is meer gaan liggen bij de kernlanden en de nieuwe ‘rising stars’ van de opkomende markten.

Opmars nieuwe spelers

Tegelijkertijd zijn banken uit opkomende landen een grotere internationale rol gaan spelen. Zij hebben de financiële armslag om kansen te grijpen en buitenlandse banken over te nemen en kochten vooral in hun eigen regio bankkantoren op. Zij verdubbelden daarmee hun aandeel in buitenlandse bancaire activa in de periode 2007–2012 van 4% naar 8%. De lokale kredietverlening door buitenlandse banken wordt daardoor voor een groter deel door deze banken verzorgd . Op de Amsterdamse Zuidas en in andere Westerse financiële centra is dat nu nog niet direct zichtbaar. Banken uit opkomende economieën zijn op dit moment namelijk vooral actief in hun eigen regio. Daar beschikken ze over een comparatief kennisvoordeel. Twee voorbeelden. De Russische Sberbank heeft de Centraal- en Oost-Europese dochters van de Oostenrijkse Volksbank overgenomen. En de Engelse bank HSBC heeft haar dochters in Midden-Amerika verkocht aan de Colombiaanse bank Banco Davivienda.

Regionalisatie

Door deze ontwikkelingen is mondiaal bankieren regionaler geworden. Dit kan voordelen hebben, want grensoverschrijdende coördinatie op regionaal niveau is gemakkelijker. Een goed voorbeeld is de Europese bankenunie, waarin regelgeving, toezicht en resolutie samenkomen. Regionalisering kan er echter ook toe leiden dat het banksysteem schokgevoeliger wordt, omdat de diversificatiemogelijkheden van internationaal opererende banken beperkter zijn. Daarnaast kan regionalisatie een efficiënte allocatie van kapitaal in de weg staan. Het is onduidelijk of de voordelen van een sterkere regionale focus opwegen tegen de nadelen.

De weg vooruit

De opmars van banken uit opkomende markten reflecteert hun groeiende rol in de wereld. Naar verwachting zet deze trend zich in de toekomst voort. Dat vraagt om een adequaat toezicht op zowel de internationale activiteiten van de nationale banken als op de activiteiten van de dochters van buitenlandse banken die binnen de landsgrenzen actief zijn. Verder is het b elangrijk dat de beleidsmakers uit deze landen actief meedraaien in het internationale debat over regelgeving, zoals Bazel III. Op dit moment is nog te weinig bekend over de rol van buitenlandse banken uit opkomende economieën en hun impact op de kredietverlening en financiële stabiliteit. Een beter inzicht vraagt om vervolgonderzoek naar de rol van deze nieuwkomers, de banken die nu hun vleugels uitslaan in het mondiale financiële systeem.

Bron: DNB