Het ECB-beleid heeft gewerkt: de economische groei en (in mindere mate) de inflatie zijn dankzij het onconventionele beleid verhoogd, en de lange rente is lager. De vraag is nu wanneer en hoe de ECB de portefeuille met overheidsobligaties gaat afwikkelen. Wanneer dit gebeurt, heeft Nederland een goede uitgangspositie, maar dat geldt niet voor alle eurolanden. Voor deze groep helpt versterking van de bankensector en de overheidsfinanciën om beter door de afbouwfase te komen. Bij een herleving van de eurocrisis kan meer risicodeling tussen de eurolanden nodig zijn om de muntunie te redden. Dit schrijft het Centraal Planbureau vandaag in zijn publicatie ‘Onderweg naar normaal monetair beleid’.

Nederland heeft echter een goede uitgangspositie om deze effecten te kunnen opvangen. Net als het bankwezen staan ook onze overheidsfinanciën staan er goed voor. Voor pensioenfondsen en verzekeraars zal een hogere rente per saldo voordelig uitpakken. Voor huishoudens en bedrijven met hoge schulden kan de renteverhoging nadelig zijn. De afbouw van het ECB-beleid is het meest risicovol voor landen met zwakke banken en een hoge overheidsschuld. Dit pleit voor een versterking van de economie en verbetering van de overheidsfinanciën in die landen.

De kans op een nieuwe eurocrisis is kleiner geworden door een noodfonds voor eurolanden in zwaar weer (ESM) en de bereidheid van de ECB om obligaties van die landen op te kopen (OMT). Bovendien is een begin gemaakt met een bankenunie. Het kan blijken dat meer risicodeling in de EMU noodzakelijk is om te overleven als muntunie. Mogelijkheden voor verdere risicodeling zijn voltooiing van de bankenunie en een grotere Europese begroting. Maar meer risicodeling is niet zonder problemen: het kan landen verleiden tot het nemen van grotere risico’s en het vraagt maatschappelijk en politiek draagvlak dat zich niet eenvoudig laat organiseren.

Bron: CPB