De voorbereiding op het nieuwe Europese bankentoezicht gaat zijn laatste, cruciale fase in. De 130 grootste Europese banken ondergaan het komende jaar een grootscheeps onderzoek voordat het nieuwe bankentoezichtregime van start gaat.

De Europese Centrale Bank (ECB) en de toezichthouders uit de eurolanden werken momenteel hard aan de voorbereiding van het nieuwe Europese toezicht. Na de aanvaarding eind oktober van de Verordening door de Europese ministers van financiën kan het gezamenlijke Europese bankentoezicht in november 2014 van start gaan.  

Het nieuwe bankentoezicht gaat belangrijke consequenties krijgen voor het bankwezen in de eurozone en Nederland. Zo vallen de grote banken vanaf eind 2014 onder het direct vanuit de ECB aangestuurde toezicht, in samenwerking met de lokale banktoezichthouders. De minder grote banken blijven onder het directe toezicht staan van hun eigen lokale banktoezichthouder – in Nederland de Nederlandsche Bank (DNB) – maar krijgen evenzeer te maken met de nieuwe toezichtsystematiek die straks voor het gehele Europese bankenlandschap gaat gelden.  
  
Met het Europees bankentoezicht wordt een belangrijke stap gezet naar het herstel van het vertrouwen in de Europese financiële sector. Het gezamenlijke toezicht vermindert de negatieve wisselwerking tussen nationale overheidsbegrotingen en bankbalansen die in de afgelopen jaren een rode draad vormde in de Europese financiële crisis. De financiële risico’s voor de belastingbetaler zullen verminderen, er komt een gelijk speelveld voor het toezicht op de grootste en meest internationaal vertakte banken en het grensoverschrijdend toezicht wordt verbeterd.  
  
Een cruciale stap naar het nieuwe toezichtregime is een grootscheeps balansonderzoek bij de circa 130 grootste banken in de eurolanden, die samen zo’n 85% van de Europese bankactiva beslaan. Dit onderzoek wordt nu opgestart en zal tot en met oktober 2014 verschillende fasen doorlopen. Van de Nederlandse banken worden onderzocht: ING Bank, Rabobank, ABN Amro Bank, SNS Bank, Nederlandse Waterschapsbank, Bank Nederlandse Gemeente en Royal Bank of Scotland N.V. Samen vertegenwoordigen deze banken bijna 90% van de totale activa van het Nederlandse bankwezen. 
  
Het balansonderzoek valt uiteen in drie onderdelen. Allereerst wordt per bank vastgesteld welke portefeuilles als risicovol zijn aan te merken. Daarna volgt de feitelijke asset quality review, waarin de kwaliteit van de portefeuille wordt beoordeeld op zaken als de kredietwaardigheid van de tegenpartij, de hoogte van voorzieningen en de waarde van het onderpand zoals bijvoorbeeld vastgoed. Onderdeel is ook een grondige controle van de kwaliteit van de data die banken aanleveren. Het kernkapitaal dat uit deze review naar voren komt, moet minimaal 8% bedragen van het totale risicogewogen balanstotaal van de bank, zo is bepaald. Het onderzoek wordt afgesloten met een stress test waarin de bankbalansen in samenwerking met de European Banking Authority worden onderworpen aan een aantal stress-scenario’s.  
  
Het onderzoek naar de balansen van de Europese banken wordt gezien als een cruciale stap naar het herwinnen van het vertrouwen in de Europese financiële sector. Inzicht in de gezondheid van de banken kan de scepsis van financiële markten in het bankwezen helpen wegnemen, en aldus een bijdrage leveren aan het herstel van de kredietverlening. Het onderzoek is van cruciaal belang om eventuele kapitaaltekorten bij de betrokken banken aan het licht te brengen en waar nodig aan te zuiveren.   
  
In oktober 2014 worden de resultaten van het onderzoek bekend. Eventuele dan nog bestaande tekorten zullen binnen een nog te bepalen tijdsbestek moeten worden aangevuld, onder toeziend oog van de ECB en de lokale toezichthouders. Daarbij zal in de eerste plaats een beroep moeten worden gedaan, zo is afgesproken, op private middelen uit de kapitaalmarkt. Als private middelen onvoldoende soelaas bieden, zullen de tekorten moeten worden aangevuld door publieke achtervang vanuit de nationale overheden. Voordat publieke middelen gebruikt mogen worden (de zogenoemde ‘backstop’), moet eerst het eigen vermogen en achtergestelde schulden van de banken worden aangesproken. Als laatste redmiddel geldt dan de eventuele steun vanuit het Europees Stabiliteits Mechanisme (ESM).  
  
Dit alles maakt het uitgebreide onderzoek het komend jaar een ingrijpende exercitie, zowel voor de banken als voor de ECB en de banktoezichthouders (zoals DNB) die onder tijdsdruk en grote belangstelling een grondig en ingrijpend onderzoek moeten uitvoeren. Daarbij moeten van politieke zijde in Brussel nog knopen worden doorgehakt over een aantal essentiële elementen van de Bankenunie. Zo zijn ‘backstops’ op nationaal niveau nodig die als achtervang moeten gaan dienen als er bij individuele banken kapitaaltekorten aan het licht komen.

Een andere belangrijk kwestie waarover druk wordt overlegd, is die van het gemeenschappelijke afwikkelmechanisme voor banken die in de problemen komen, het Single Resolution Mechanism. Voor een geloofwaardige start van de Bankenunie, waar het gemeenschappelijke toezicht en het gemeenschappelijk afwikkelmechanisme beide deel van uitmaken, is het essentieel dat hierover tijdig duidelijkheid bestaat.

Bron: De Nederlandse Bank