De managers van de industriële samenleving werd geleerd dat massaproductie de meest ontwikkelde en de meest efficiënte productiewijze was; dat een massamarkt gestandaardiseerde goederen wenste; dat massadistributie essentieel was; dat "massa`s" van gelijksoortige arbeidskrachten allemaal hetzelfde zijn en door dezelfde beloningen zijn te motiveren.
In het Industriële Tijdperk waren deze aannames en criteria fundamenteel juist en effectieve managers ontdekten dat synchronisatie, centralisatie, maximalisatie en concentratie daartoe essentieel waren. Echter doordat de samenleving is gedemassificeerd, zijn die aannames inmiddels grotendeel achterhaald en daarmee contra productief geworden. Naarmate de tijd vordert zal dat steeds pijnlijker zichtbaar worden tenzij de noodzakelijke beleidsmaatregelen afgestemd op het Kennis en Innovatietijdperk, worden getroffen. Om in het Kennis en Innovatietijdperk een goede toekomst te realiseren is het van groot belang dat de huidige structuren, de governance, methodieken en werkwijzen stammende uit het Industriële Tijdperk fundamenteel worden aangepast. Anders gezegd op basis van de oude (achterhaalde) systemen is het onmogelijk goed te besturen, de juiste structurele maatregelen te treffen voor de huidige krediet en economische crisis en de jonge generaties een goede toekomst te geven.

De snelle toeneming van het aantal verschillende producten en diensten in de technisch hoog ontwikkelde landen wordt vaak weggeredeneerd als een poging van het bedrijfsleven om de consumenten te manipuleren, om onnodige behoeften te scheppen en hun winsten op te voeren door voor een onbelangrijke wijziging een veel te hoge prijs te vragen. Ongetwijfeld bevatten deze aantijgingen een grond van waarheid, maar toch is er meer aan de hand: de toenemende verscheidenheid aan behoeften, waarden en levensstijlen in een gedemassificeerde samenleving. Deze toegenomen sociale verscheidenheid wordt gevoed door een verdergaande onderverdeling van de arbeidsmarkt, weerspiegeld in groot aantal nieuwe beroepen vooral in de witte-boorden sector en bij de dienstverlening.

Niet alleen onze beroepen worden minder uitwisselbaar, de mensen worden dat ook.
Ze weigeren als standaardmodel te worden behandeld en doen hun werk in het scherpe bewustzijn van hun etnische, godsdienstige, professionele, seksuele, subculturele en individuele verschillen. Groeperingen die in het Industriële Tijdperk nog streden voor assimilatie en integratie in de massamaatschappij, weigeren nu hun eigenheid op te geven; in plaats daarvan wordt die benadrukt. Zelfs in Japan, het meest homogene van de geïndustrialiseerde naties, nemen de tekenen van demassificering in aantal toe.
In plaats van een massacultuur, katalyseren de digitale media demassificering waardoor de machine die de massamaatschappij heeft geproduceerd met één klap in haar achteruit is gezet. Nationalisme wordt in de hoog ontwikkelde landen vervangen door regionalisme, de smeltkroes wordt vervangen door een nieuw etnisch bewustzijn.

Al deze met elkaar verband houdende veranderingen dwingen ons, of we het leuk vinden of niet, over te gaan naar andere werkwijzen, structuren, methodieken en governance.
Mensen die blijven denken in termen van een massale samenleving raken geschockeerd en verward door een wereld waarvan zij vervreemd raken.

Het bovenstaande is te verduidelijken: door geavanceerde ICT toepassingen wisselt in een geglobaliseerde wereld dagelijks circa 3000 miljard dollar van eigenaar. Daarvan gaat inmiddels maar liefst 98 procent om in speculaties, geld dat niet wordt gebruikt voor betaling van goederen of diensten. Wat duidelijk maakt dat het 'standaardgeld' – van euro's tot yen – als betaalmiddel ongeschikt is geworden: in de loop van de jaren is het te schaars geworden. Bijna alle economische en sociale problemen in de wereld blijken hiervan direct of indirect een gevolg te zijn.

De vakbonden trekken als instituut dat de werknemers in Nederland vertegenwoordigt nog steeds een zeer grote broek aan ondanks nog maar 20-25 % van de werknemers lid van een vakbond zijn; en daarvan is het over grootste gedeelte "ouderen". De vele ZZP ers (inmiddels circa één miljoen) zijn slechts met één zetel in de SER vertegenwoordigd terwijl de vakbonden nog steeds 1/3 van alle zetels in de SER bezetten.

Deze voorbeelden geven aan dat instituties als de vakbonden en de SER achterhaalde democratische organisaties zijn die pasten bij het Industriële Tijdperk maar zeker niet bij de eisen van de 21ste eeuw die voortkomen uit het Kennis en Innovatietijdperk.

Bron: www.creditexpo.nl