Eind 2020 waren er 38 duizend mensen minder met betaald werk dan eind 2019. Deze daling komt uitsluitend voor rekening van flexwerknemers. Het aantal vaste krachten en zelfstandigen is wel gegroeid. Er waren eind 2020 vooral minder mensen werkzaam in dienstverlenende beroepen. De teruggang is vrijwel geheel toe te schrijven aan beroepen die worden uitgeoefend in de horeca. In bedrijfseconomische en administratieve beroepen waren juist meer mensen werkzaam dan een jaar eerder. Dit komt naar voren uit onderzoek van het CBS over de beroepsbevolking tijdens de coronacrisis.

Van het eerste op het tweede kwartaal van 2020 daalde het aantal werkenden met 173 duizend, een historisch sterke daling. In de loop van 2020 groeide de werkzame beroepsbevolking weer, maar dat gold niet voor het werk in dienstverlenende beroepen. In het vierde kwartaal van 2020 werkten in totaal 723 duizend mensen in een dergelijk beroep. Dat zijn er 93 duizend minder dan in het vierde kwartaal van 2019. Het gaat vrijwel geheel om een daling van het aantal mensen die werkzaam zijn als kelner, barpersoneel of keukenhulp. Andere beroepsklassen groeiden juist. In bedrijfseconomische en administratieve beroepen werkten in het vierde kwartaal ruim 1,7 miljoen mensen, 81 duizend meer dan in het vierde kwartaal van 2019. Het gaat vooral om een toename van bedrijfskundigen en organisatieadviseurs, alsmede transportplanners en logistiek medewerkers.

Vooral instroom ingezakt

De krimp van het aantal werkenden met een dienstverlenend beroep hangt samen met de aard van de verschillende lockdowns. Hierdoor raakten in 2020 niet alleen meer mensen zonder werk dan in de jaren ervoor, ook de instroom daalde. Vanwege het sluiten van onder meer cafés en restaurants eind maart en opnieuw half oktober, had het weinig zin om werk te zoeken als kelner of keukenhulp. In andere beroepen, zoals in de transport en logistiek, raakten na maart 2020 ook relatief veel mensen zonder werk, maar daar viel de instroom in werk minder ver terug dan in de dienstverlenende beroepen.

Terugloop uitsluitend bij flexwerknemers

Dat werk vinden voor meer mensen moeilijker werd, was goed te zien bij flexwerknemers. In het tweede kwartaal van 2019 begonnen er op de arbeidsmarkt nog 241 duizend mensen als flexwerknemer. In het tweede kwartaal van 2020 was dat aantal gekrompen tot 158 duizend. Daarnaast raakten er vorig jaar in het tweede kwartaal 193 duizend flexwerknemers zonder werk, tegen 138 duizend in het tweede kwartaal van 2019. Ondanks enig herstel in het verdere verloop van het jaar was eind 2020 uitsluitend het aantal flexwerknemers afgenomen. Eind 2020 waren dit er 177 duizend minder dan eind 2019. Voor meer dan de helft ging het om dienstverlenende beroepen. Het aantal vaste krachten en zelfstandigen nam wel toe.

Jongeren vaker buiten beroepsbevolking

Doorgaans zijn naar verhouding veel jongeren werkzaam in de dienstverlenende beroepen, bijvoorbeeld in een bijbaan naast de opleiding of studie. Het aantal mensen tot 25 jaar met werk lag eind vorig jaar dan ook lager dan voor de coronacrisis. Een deel werd werkloos en een deel, jongeren die niet op zoek gingen naar werk, viel buiten de beroepsbevolking. Tijdens de horecasluiting had het immers weinig zin om te zoeken naar werk in de horecaberoepen. In de leeftijdsgroep daarboven, 25 tot 45 jaar, was het aantal mensen met betaald werk in het vierde kwartaal van 2020 alweer iets hoger, bij 45-plussers is dit bijna weer op hetzelfde niveau als voor de crisis.

Afname gewerkte uren zelfstandigen

Het aantal zelfstandigen is in 2020 weliswaar gegroeid, het aantal uren dat ze werkten is gedaald, vooral in april. Zij werkten toen gemiddeld 9 uur per week minder dan in april 2019. Ter vergelijking, werknemers werkten gemiddeld 3 uur per week minder.

Ook hier is een samenhang met de verschillende lockdowns. Na april werden ook in mei nog relatief veel minder uren gewerkt door zelfstandigen. In de daaropvolgende maanden waren de gewerkte uren weer vergelijkbaar met het voorgaande jaar. Pas tegen het einde van 2020 werden er weer minder uren gewerkt door zelfstandigen in vergelijking met het jaar ervoor, maar deze afname was veel minder groot dan in april.

Bij zelfstandigen deed de grootste afname in gewerkte uren zich voor in april 2020 in de dienstverlenende beroepen. In april 2019 werkten deze zelfstandigen gemiddeld nog 33 uur per week, in april 2020 was dat gemiddeld 11 uur. De afname tegen het einde van het jaar was relatief het grootst bij zelfstandigen in creatieve en taalkundige beroepen en, opnieuw, in de dienstverlenende beroepen. In december 2020 ging het voor deze beroepen om een daling van gemiddeld 6 uur ten opzichte van een jaar eerder.

Bron: CBS