Op donderdag 6 november aanstaande is Ger Jaarsma, directievoorzitter van Kredietbank Nederland (KBNL), een van de keynote sprekers op Credit Expo 2014 in het NBC Congrescentrum in Nieuwegein. Hierbij alvast een eerste kennismaking.

Ger Jaarsma (1968) is directievoorzitter van Kredietbank Nederland (KBNL), een stichting die leningen verschaft aan mensen met problematische schulden. KBNL houdt zich tevens bezig met schuldhulpverlening en budgetbeheer en heeft 180 medewerkers, die elke week zo’n 750 cliënten telefonisch te woord staan. Daarnaast wordt dagelijks een groot aantal klanten persoonlijk gesproken.

Jaarsma was van 2005 tot 2010 voorzitter van de NVVK (Nederlandse Vereniging Voor Volkskrediet), de branchevereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren. Daarvoor was hij voorzitter van de Gemeentelijke Kredietbank Friesland en had hij diverse functies in het bedrijfsleven, vooral als ad interim-manager.

Wat heeft u bewogen om u met schuldhulpverlening bezig te houden?

“Sommige dingen komen gewoon op je pad. Ik kwam als interim directeur bij GKB Friesland en daar ben ik blijven hangen. Ik heb er niet bewust voor gekozen, maar werk nu al twaalf jaar met heel veel plezier en uitdaging in de schuldhulpverlening.”

Volgens Wikipedia bent u bankier. Ziet u zichzelf ook zo?

“Wij zijn geen bank zoals de Rabo of de ABN-AMRO, maar een stichting, dus bij voorbaat zonder winstoogmerk. We streven wel naar een jaarlijks klein positief resultaat. De meeste jaren lukt dat wel. Ook als maatschappelijke organisatie is het belangrijk om een goede financiële balans te hebben.”

U moet natuurlijk het goede voorbeeld geven…

“Inderdaad. Daarom streven we ernaar om onze rekeningen binnen een maand te betalen. Bedrijven maken elkaar kapot door rekeningen twee maanden te laten liggen. Daar wordt het allemaal niet beter van in Nederland.”

In 2012 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening van kracht gegaan. Is de schuldhulpverlening in Nederland daardoor beter geworden?

“Nee, zeker niet. Wij waren een groot voorstander van die wet en ik heb daar veelvuldig voor gepleit in de politiek, maar helaas heeft die wet het omgekeerde gebracht. Toen ik in 2005 voorzitter was van NVVK waren er in Nederland nog tientallen gemeenten waar geen schuldhulpverlening aangeboden werd. Van de toen ongeveer vierhonderd gemeenten was in een stuk of dertig daarvan schuldhulpverlening slecht geregeld, of bestond helemaal niet.

De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening beoogde dat het een taak van de gemeente werd om schuldhulpverlening aan te bieden. De bedoeling was dus om die laatste pakweg dertig gemeenten ook aan de slag te krijgen. Ahmed Aboutaleb werd staatssecretaris en pakte het goed aan. Hij heeft aan alle gemeenten geld beschikbaar gesteld, maar dat geld was wel geoormerkt: het moest specifiek aan schuldhulpverlening besteed worden, en anders worden teruggeven aan het Rijk. Hierdoor zijn ook die laatste gemeenten aan schuldhulpverlening gaan doen en werd eigenlijk de noodzaak van die wet opgeheven.

Maar nu hebben we dus een wet, waarin in de memorie van toelichting staat dat je klanten mag uitsluiten van schuldhulpverlening zolang je dat maar vastlegt in je beleidsplan. Toen de grote bezuinigingen kwamen, zijn gemeenten na gaan denken over welke groepen ze zouden gaan uitsluiten. Overigens doen niet al de gemeenten dat: in een groot aantal wordt nog iedereen geholpen. Maar wat je nu wel ziet, is dat gemeenten met de wet in de hand groepen mensen kunnen uitsluiten van schuldhulpverlening. Gevolg is dat er steeds meer mensen tussen wal en schip vallen, juist dankzij die wet!”

De wet werkt dus niet?

“De wet werkt in zoverre, dat ze voorkomt dat die dertig gemeenten terugvallen in oude patronen en dat gemeenten in deze tijden van crisis de schuldhulpverlening niet helemaal kunnen wegbezuinigen. Dat is wel een stok achter de deur.”

Wat gebeurt er met mensen die geen ‘recht’ meer hebben op schuldhulpverlening?

“Die vallen tussen wal en schip en verdwijnen voor een deel ook uit het zicht. Een ander deel zoekt toevlucht tot beschermingsbewind. Maar daarmee ontstaat een nieuw groot probleem, omdat je beschermingsbewind in Nederland zelf moet betalen, of – als dat niet gaat – wordt betaald vanuit de Bijzondere bijstand. Gemeenten klagen nu steen en been dat  een steeds groter stuk van de Bijzondere bijstand aan beschermingsbewind besteed moet worden. Mensen worden dus eerst via beleidsregels uitgesloten van de schuldhulpverlening om vervolgens via een U-bochtconstructie terug te keren in beschermingsbewind. Per saldo ben je dan uiteindelijk duurder uit.”

U heeft er onlangs voor gepleit dat banken coulant met schulden moeten omgaan. Ze zouden daarvoor hun ‘stroppenpot moeten gebruiken. Hoe gaat dat in zijn werk?

“Banken zouden met elkaar een ‘code restschuld’ moeten maken.  Hierin zou moeten staan onder welke voorwaarden iemand zijn restschulden helemaal, voor een deel of helemaal niet kwijtgescholden krijgt. Ik maak een onderscheid in drie groepen.

Als eerste de uitzichtlozen: mensen die hun baan kwijt zijn of arbeidsongeschikt zijn verklaard en de kans op een nieuwe baan minimaal is. De kans dat de restschulden van deze groep überhaupt  worden betaald is nihil. Ik vind dat je van deze groep de restschuld helemaal moet kwijtschelden.

De tweede categorie is die van de kansarmen. Deze mensen kunnen nog een klein bedragje per maand betalen, maar zullen dan de rest van hun leven blijven afbetalen. Ik vind dat deze groep voor een periode van vijf of tien jaar het bedrag moet afbetalen dat ze kwijt kunnen, maar daarna zouden ze van die verplichting af moeten zijn en dient de bank het resterende bedrag kwijt te schelden.

De derde categorie is die van de kansrijken. Daarvoor moet een betalingsregeling komen waarmee die klant uit de voeten kan. Uiteindelijk moeten de mensen uit deze laatste categorie hun restschuld helemaal betalen.

Als de banken duidelijk in een code vastleggen aan welke randvoorwaarden iemand moet voldoen om in een categorie te passen, kun je elke klant langs die lat leggen.”

Maar banken zien dat waarschijnlijk niet zo zitten?

“Waar banken heel bang voor zijn is dat de betalingsmoraal – die in Nederland heel goed is –  hiermee verdwijnt. Banken vrezen dat dan de volgende dag de buurman van een klant op de stoep staat die dan ook zo’n kwijtschelding wil. Maar dat is flauwekul. Mensen die schulden hebben praten daar niet met de buurman over op feestjes. Maar zelfs als dat wel gebeurt, is dat geen probleem, zolang die code restschuld maar goed gehanteerd wordt.

Als je met zo’n code gaat werken, kun je al die duizenden mensen die in de rats zitten en echt een probleem hebben in een keer weer een toekomst geven. Banken zijn in een keer een groep moeilijke klanten kwijt en de enorme afdelingen bijzonder beheer  – die klauwen met geld kosten – kunnen worden gehalveerd.”

Hoe staan banken tegenover uw plan?

“Daar zitten twee kanten aan. Probleem is wel dat de hele sector het moet doen. Als de ene bank meedoet en een andere niet, gaat het niet werken.

Het probleem twee is dat banken toch al het gevoel hebben dat ze in het verdomhoekje zitten. Ook de goede maatregelen die ze nemen worden argwanend bekeken. Banken doen hun best om te laten zien dat ze hun leven hebben gebeterd, maar de Haagse politiek blijft de banken de zwarte piet toeschuiven. De publieke opinie neemt dat graag over. Daardoor denken de banken: ‘We kunnen wel een sociale regeling gaan invoeren, maar het wordt ons toch niet in dank afgenomen!’

Het is een landelijk probleem, dat wordt aangejaagd door de politiek. Ik vind dat Den Haag even van de banken af zou moeten afblijven, want alle politieke maatregelen zijn op dit moment slecht voor de banken en de hele financiële sector.”

De NVVK maakte dit voorjaar melding van de toename van de schuldproblematiek, zowel in omvang als in complexiteit. In diezelfde periode berichtte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de daling van het aantal wettelijke schuldsaneringen. Hoe zijn deze uitkomsten met elkaar te rijmen?

“De cijfers van de NVVK gaan over minnelijke  schuldhulpverlening. De cijfers van het CBS gaan over de wettelijke schuldhulpverlening. Dat zijn twee totaal verschillende dingen.

Vorig jaar hebben 89.000 nieuwe cliënten zich bij ons gemeld. Daarvan hebben we een deel weg moeten sturen, omdat ze conform de beleidsregels geen recht hebben op schuldhulpverlening. Om toegelaten te worden tot de wettelijke regeling moet een schuldenaar eerst een minnelijke regeling hebben gedaan. Maar als wij ze niet toelaten in de minnelijke regeling, komen ze ook niet in aanmerking voor de wettelijke regeling.

Ik voorspel dan ook voor de komende jaren dat meer mensen een beroep op ons gaan doen en voor de wettelijke regeling een afname, omdat mensen daar domweg niet voor toegelaten worden.”

Wat zou er verder kunnen worden gedaan om problematische schulden te voorkomen?

“Schulden maken is van alle tijden. Op dit moment maken mensen echter maar weinig nieuwe schulden. Zo tot 2008 gingen we qua consumptiemaatschappij heel hard Amerika achterna: iedereen kocht alles op de pof. Iedereen boven bijstandsniveau kon op iedere hoek van de straat geld lenen om aan de consumptiebehoefte te voldoen.

Die manier van consumeren is nu volledig verdwenen. Geld lenen om spullen te kopen is nog geen taboe geworden, maar we doen het nu veel minder.

Bovendien leent de financiële sector minder geld uit aan particulieren en de voorwaarden zijn veel strenger. Het is dus veel moeilijker om geld voor consumptiedoeleinden te lenen. Om die twee redenen maken mensen momenteel minder schulden.

Dat de problematiek toch heel groot blijft, heeft vooral met de economie te maken: mensen verliezen hun baan, komen eerst in de ww en daarna in de bijstand terecht en zijn dan niet meer in staat aan hun financiële verplichtingen te voldoen. De grootste groep zijn mensen die in de ‘goede’ tijd – dus voor 2008 – financiële verplichtingen zijn aangegaan, maar die maken nu geen nieuwe schulden. Die zijn door life events, zoals een scheiding, verlies van baan of arbeidsongeschiktheid, in de problemen gekomen.

Gelukkig zien we dat een grote groep Nederlanders die nog wel een baan hebben hun financiële verplichtingen in een versneld tempo aan het aflossen zijn. We sparen weer meer,  lossen doorlopende kredieten en financieringen af. Die grote groep Nederlanders zorgt er dus voor dat hun financiële positie verbeterd wordt.”

Dat de banken minder geld lenen is dus een goede zaak?

“Voor particulieren is dat prima. Ik ben zeker geen tegenstander van lenen, zolang je dat maar doet om je eigen positie te verbeteren. Maar dus niet om elk jaar een groter televisiescherm of nieuwere smartphone te kopen. We zijn nu terug in een situatie waarin je best nog kan lenen, maar niet meer leent voor flauwekulconsumpties.

Banken zijn het smeermiddel voor de economie. Op dit moment verstrekken banken weinig leningen. Voor particulieren is dat niet zo erg maar ze zouden het MKB wel meer moeten lenen.  We hebben nu lichte economische groei en daar moeten we gebruik van maken. Als de mogelijkheden voor ondernemers om te lenen iets ruimer zouden worden, stimuleert dat de economie.”

Heeft het onderwijs een taak om schuldenproblematiek te voorkomen?

 “Ja en nee. In het onderwijs wordt – ik denk terecht – geklaagd dat alles maar op hun bordje wordt gelegd.  Scholen krijgen de schuld van alles wat misgaat in de maatschappij, maar opvoeding begint uiteindelijk bij ouders. Dat geldt dus ook voor financiële opvoeding.

Bovendien doen scholen al zo veel. De maatschappij moet erkennen dat een kleine groep burgers gewoon niet met geld om kan gaan. Er is altijd een kleine groep leerlingen die na acht jaar basisschool nog steeds niet kan rekenen. Dat is niet erg, zolang er maar een vangnet voor is. Vroeger waren dat de bankfiliaaltjes in de buurt en tegenwoordig zijn wij dat.”

Wie of wat kan dan wel een oplossing bieden?

“Een groot probleem is dat mensen zich te laat bij ons melden. Voor ze dat doen, kampen ze al vaak een paar jaar met financiële problemen. Als ze dan eindelijk de schroom van zich hebben afgeworpen, is het kalf al bijna verdronken.

Wij zouden onze klanten graag veel eerder bij ons binnen hebben. Woningcorporaties, energiemaatschappijen, incassobureaus en gerechtsdeurwaarders kunnen al heel snel zien dat er iemand in de problemen komt.

Verschillende partijen zijn al vanaf 2006 bezig geweest met het Landelijk Informatiesysteem Schulden (LIS).  Dat is er uiteindelijk niet gekomen omdat het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) bang was voor big brother-achtige situaties en dwars is gaan liggen. Toen durfde de politiek het niet aan en is het er dus niet gekomen.

Ik betreur dat. Als de politiek het CBP had overruled, hadden we nu in een veel vroeger stadium klanten kunnen beetpakken. Op die manier kun je schulden voorkomen, of zorgen dat ze voor honderd procent worden terugbetaald.

Bureau Krediet Registratie (BKR) en andere partijen komen nu met alternatieven, maar dat zijn allemaal hele slappe aftreksels van het plan dat er al lag. Wat mij betreft zou het LIS er nog steeds mogen komen. Er  zouden politiek daadkrachtige staatssecretarissen en kamerleden moeten opstaan om dat nou eindelijk een keer voor elkaar te maken.”

En dat privacy-aspect dan?

“Dat is toch allemaal schijn? We doen boodschappen bij de Albert Heijn, rekenen af en tonen onze bonuskaart. Vervolgens krijgen we op maat gesneden aanbiedingen van de Appie. Het ene na het andere afluisterschandaal komt naar buiten. We zitten met zijn allen op internet en laten overal digitale voetafdrukken achter, gebruiken credit cards en bankpassen. Met andere woorden: de hele wereld weet alles van ons. Daar maak ik me geen enkele illusie over. Als je echt wilt dat mensen niets van je weten, dan moet je in een huisje op de hei gaan wonen en tegen je werkgever zeggen om je salaris in een loonzakje aan je te geven.

Wat mij betreft mag het College Bescherming Persoonsgegevens opgeheven worden, want het is een grote farce. De politiek is aan de ene kant te betuttelend en bemoeit zich met dingen waar het zich niet zou moeten bemoeien. Aan de andere kant zouden ze op bepaalde terreinen juist flink moeten doorpakken. Het is mensenwerk, dus je bent afhankelijk van de personen die er zitten. Omdat er in de politieke arena altijd compromissen moeten worden gesloten, worden sterke ideeën vaak toch weer afgezwakt. Dat is de realiteit. Dat is vanuit democratisch oogpunt goed, maar soms ook heel vervelend.”

In de ideale wereld zou Kredietbank Nederland niet meer hoeven te bestaan?

“Dat zou prachtig zijn, maar is niet realistisch. We doen ook nog veel andere dingen, zoals sociale kredietverlening en inkomensbeheer. Schuldhulpverlening is daar bijgekomen en de afgelopen tien jaar gigantisch gegroeid. Het zou prima zijn als dat weer wat zou dalen.

Schulden zijn van alle tijden. Die bestonden tweeduizend jaar terug al, bij de Romeinen. Ik maak me dus geen illusies dat wij niet tot in lengte van dagen dit werk houden, maar het zou mooi als dat de komende jaren gehalveerd wordt.”

Bron: www.creditexpo.nl