Het ‘klein-MKB’ is erg belangrijk voor de Nederlandse economie. Het Kabinet wijst in de miljoenennota 2015 het MKB aan als de ruggengraat van het economisch herstel.

Datzelfde MKB worstelt echter met een kwakkelende omzet, te weinig mogelijkheden om geld te lenen en een zoektocht om openstaande vorderingen te incasseren. Bij de grote banken (ING, Rabo en ABN AMRO) valt 10 à 20 procent van het MKB onder het bijzonder beheer. Een onbekend deel heeft grote moeite om aan haar verplichtingen te voldoen.

De oorzaken waardoor het MKB niet of nauwelijks aan haar verplichtingen kan voldoen zijn divers. In de media wordt veel aandacht besteed aan vraaguitval en geringere financieringsmogelijkheden omdat banken kritischer zijn geworden bij het verstrekken van leningen. Er wordt weinig aandacht besteed aan (schijnbaar) oninbare vorderingen, vooral op particulieren.

Toch zijn er goede gronden om te veronderstellen dat deze openstaande vorderingen een bijdrage leveren aan het gekwakkel van een deel van het MKB. Deurwaarders signaleren bijvoorbeeld dat het mkb hen minder vaak inschakelt om vorderingen op particulieren te innen. Deze ontwikkeling is niet in lijn met de toename van de schuldenproblematiek bij huishoudens die nog steeds gaande is.

De KBvG heeft het Lectoraat Schulden en Incasso van de Hogeschool Utrecht gevraagd om onderzoek te doen naar de (on)mogelijkheden van het klein mkb om vorderingen op particulieren te innen. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de invloed van de verhoging van de griffierechten in de afgelopen jaren, de toename van incassobevoegdheden van de overheid, het functioneren van de gemeentelijke schuldhulpverlening en bewindvoering en de (on)aantrekkelijkheid van het verkopen van vorderingen.

Bron: KBvG