Nederland dreigt steeds meer een land te worden van burgers die zich massaal in de schulden steken.

Uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde schuldenlast per huishouden in Nederland tot een van de hoogste ter wereld behoort. Het aantal huishoudens dat zich aanmeldde voor schuldhulpverlening nam vorig jaar toe van 55.000 tot zeker 100.000. Alleen al bij de schuldhulpinstanties die lid zijn van de NVVK vroegen vorig jaar 78.000 Nederlandse burgers om assistentie bij het oplossen van hun schulden. Dit zou nog maar het topje van de ijsberg zijn. Een zeer zorgwekkende ontwikkeling.

De sterke toename van de schuldenlast van particulieren is een van de onderwerpen die op de 7e Credit Expo op donderdag 10 november 2011 aan bod komen. Joke de Kock, voorzitter van de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (NVVK), spreekt op dit jaarlijkse evenement over de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Ze doet dit samen met Michel van Leeuwen, bestuurslid van de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBVG) en directielid van Flanderijn. Nadja Jungmann is lector rechten, schulden en incasso aan de Hogeschool Utrecht. Ook zij trekt tijdens Credit Expo 2011 haar conclusies over de schuldenproblematiek in Nederland. André Johan Visscher heeft voor Incassade vanuit de Rijksuniversiteit Groningen onderzoek gedaan naar mensen met schulden. Samen met Paul Otter (Algemeen Directeur Incassade Deurwaarders en Incasso) rapporteert hij daarover op Credit Expo 2011.

Niet op Credit Expo 2011 aanwezig, maar minstens zo betrokken bij dit onderwerp is Cynthia Ortega-Martijn. Als lid van de Tweede Kamer voor de ChristenUnie maakt zij zich al vele jaren sterk voor Nederlanders met problematische schulden. Deze zes deskundigen lichten, elk vanuit hun eigen vakgebied, visie en betrokkenheid, bij wijze van voorproefje op Credit Expo 2011, een tipje van de schuldensluier op.

1. Wat zijn de recente ontwikkelingen op het gebied van wetgeving?

Van Leeuwen: “Er liggen op dit moment twee belangrijke wetten bij de Eerste Kamer: de Wet Incassokosten en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. De Wet Incassokosten stelt de maximale incassokosten vast die bij niet-betaling aan de schuldenaar in rekening mag worden gebracht. Daar ontbreekt tot nu toe wetgeving voor. In het algemeen zijn die kosten zo’n tien tot vijftien procent van de vordering. maar veel hogere kosten komen ook voor. De Wet incassokosten is bedoeld om daar een einde aan te maken. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening verplicht gemeenten beleid te maken op het gebied van schuldhulpverlening. Gemeenten krijgen bovendien de verplichting om hun burgers schuldhulpverlening aan te bieden. Hier zijn natuurlijk wel beperkingen aan gebonden. Belangrijk onderdeel van de nieuwe wet is het instellen van het moratorium bij minnelijke schuldhulpverlening. Dit moratorium zat niet in het oorspronkelijke wetsvoorstel, maar is op uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer uiteindelijk in de wet opgenomen.”

De Kock: “Daarnaast is er de Wet voor kostendekkende griffiekosten, Ook deze wet werkt fors door op de schuldenproblematiek, daar deze griffiekosten hoog zijn en waarschijnlijk de komende jaren nog hoger worden.”

Jungmann: “Invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening zal niet tot grote veranderingen leiden. Er wordt slechts formeel bevestigd wat in de praktijk eigenlijk al was geland: gemeenten hebben een rol bij de uitvoering van de schuldhulpverlening. De aandacht voor de wachtlijsten in de wet is goed. Maar bij gebrek aan wettelijke sancties en in de context van gemeentelijke bezuinigingen is het niet uitgesloten dat de wachtlijsten ook de komende jaren de aandacht blijven trekken.”

Ortega-Martijn: “Met de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid om mensen met schulden te helpen.. Daarnaast wordt er gekeken om de mogelijkheden voor het geven van particuliere schuldhulpverlening tegen een vergoeding te verruimen. Dit is nu nog helemaal verboden. De Wet incassokosten is er om mensen te behoeden voor de extreme incassokosten.”

2. De schuldenlast van Nederland: een privaat of een maatschappelijk probleem?

Van Leeuwen: ,,Ik durf te stellen dat het hier een maatschappelijk probleem betreft. Niet betaalde vorderingen brengen veel schade met zich mee: in de eerste plaats voor de schuldeisers zelf, maar natuurlijk ook voor schuldenaren en de maatschappij. Denk maar eens aan de maatschappelijke kosten die bijvoorbeeld woningontruimingen met zich mee brengen. En, hoe je het ook wendt of keert: de rekening voor niet-betaling komt uiteindelijk te liggen bij die mensen die wel netjes betalen.”

De Kock: “Het is duidelijk een maatschappelijk probleem. Op het moment dat er problematische schulden zijn heeft dit veel impact op het welzijn van mensen. Stress, ziekteverzuim, huiselijk geweld, medische kosten, isolement: dat zijn de gevolgen die merkbaar zijn in de maatschappij. Er is de laatste maanden aandacht voor deze problematiek in de media, maar je merkt ook dat er veel burgers zijn die totaal geen zicht hebben op het feit dat werkelijk iedereen in de schulden kan komen en dat dit ook daadwerkelijk gebeurt.”

Jungmann: “Een schuldsituatie is in de eerste plaats altijd een probleem tussen de schuldenaar en zijn crediteuren. Dit vertrekpunt is een van de inhoudelijke grondslagen voor gemeenten om zich enigszins terug te trekken als ‘probleemoplosser’. Tegelijkertijd wijst onderzoek ook uit dat het niet aanpakken van schuldenproblematiek leidt tot kosten die vele malen hoger zijn dan de kosten van schuldhulpverlening. In die context moet schuldhulpverlening worden beschouwd als een investering om hogere uitgaven te voorkomen. Uiteindelijk zijn er maar twee echte manieren om de toename van de schuldenproblematiek te keren: schuldpreventie, door het gedrag van mensen te veranderen en de opzet van een systeem van vroegsignalering, waardoor je escalatie van schulden kunt voorkomen.

Om tot een systeem van vroegsignalering te komen, moet de politiek bereid zijn om de afweging te maken dat een beperkte inbreuk op iemands privacy gerechtvaardigd is als iemand zijn contractverplichtingen ernstig heeft geschonden. Immers: de basisafspraak die wij met elkaar hebben, luidt nog altijd dat je je afspraken nakomt. Ik pleit dan ook voor een systeem van vroegsignalering zonder historische gegevens: eenmaal betaald vervalt registratie. Maar het is goed dat we potentiële crediteuren behoeden voor wanbetaling.”

Ortega-Martijn: “Schulden zijn op de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de schuldenaar en de schuldeiser. Mensen moeten bewuster met hun inkomen en uitgaven omgaan. De overheid hoeft niet alles voor ze regelen. Schuldeisers moeten meer betrokkenheid en inzet tonen. Het zal alleen niet altijd lukken om schulden te voorkomen. Vaak zijn er onverwachte oorzaken zoals een echtscheiding, een overlijden of het verliezen van werk. Mensen die toch in financiële problemen komen, moeten wij niet aan hun lot overlaten. Een efficiënte schuldhulpverlening met een goede kwaliteit is dan noodzakelijk. Ook kan de preventie worden verbeterd door op zulke bepalende levensmomenten gerichte voorlichting te geven om schulden te voorkomen.”

3. Hoe staat het met de particuliere schuldproblematiek in de ons omringende landen?

Van Leeuwen: “Cijfers hierover zijn bij mij niet bekend. Onze collega’s in het buitenland zitten echter niet om werk verlegen. Wij merken dat bij veel van onze opdrachtgevers huiver bestaat om zaken te doen met particulieren in het buitenland. Dit komt vooral omdat er geen eenheid bestaat in de aanpak van wanbetalers. Er wordt wel hard gewerkt aan uniforme mogelijkheden, zoals bijvoorbeeld het Europees bankbeslag.”

De Kock: “Ik beschik niet over concrete cijfers wat betreft de situatie in het buitenland. Wel is bekend dat de private schuldenproblematiek in Nederland groot is, mede doordat er steeds meer hypotheekachterstanden ontstaan en omdat er hypotheken zijn die veel hoger zijn dan het onderliggende onroerend goed.”

Jungmann: “Nederland heeft een uniek systeem van schuldhulpverlening. In de ons omringende landen is schuldenproblematiek vooral een juridisch vraagstuk, dat wordt opgelost via de faillissementswet. Onze minnelijke schuldhulpverlening die uitgevoerd wordt door gemeenten is echt een andere benadering. Voor een belangrijk deel van de schuldenaren geldt dat hun financiële problematiek een gedragsprobleem is: reclameprikkels niet kunnen weerstaan, moeite hebben met budgetteren of concessies doen en geringe zelfredzaamheid zijn belangrijke oorzaken van problematische schulden. Daarbij geldt voor een substantieel deel van de schuldenaren dat er ook sprake is van immateriële problematiek zoals een verslaving, psycho-sociale problematiek of GGZ-problematiek. Door de minnelijke schuldhulpverlening in te bedden in het lokale sociaal domein kunnen we voorzien in een integrale aanpak. Hiermee hebben we echt een streep voor op de ons omringende landen.”

Ortega-Martijn: “Ook in andere landen is de schuldenproblematiek groot. Je ziet wel dat er verschillend mee wordt omgegaan. Sommige landen laten het helemaal over aan de mensen zelf; in andere landen stelt de overheid zich wel actiever op. Ook de wetgeving rond bijvoorbeeld de wettelijke sanering van schulden verschilt sterk per land. Deze verschillen bieden een interessant aanknopingspunt om te kijken wat goed werkt en wat niet.”

4. Stelling: de Nederlandse wetgeving voldoet om de schuldproblematiek aan te pakken

Van Leeuwen: “Ik ben bang van niet. Er is veel politieke aandacht voor schulden-problematiek en armoedebestrijding, maar depolitiek kijkt in mijn ogen wel heel veel naar het belang van de schuldenaar en niet naar die van de schuldeiser. Aan de andere kant zie ik dat alle overheidsmaatregelen op bijvoorbeeld het gebied van zorgverzekeringen, kinderopvang, belasting en toeslagen tot gevolg hebben dat sommige mensen het overzicht kwijt raken en in betalingsproblemen komen. Het ontbreekt in de politiek aan een duidelijke visie over schuldenproblematiek en armoedebestrijding. Er worden te veel ad-hoc maatregelen genomen.”

De Kock: “De Nederlandse wetgeving schiet te kort. Mensen kunnen nog steeds te gemakkelijk financiële verplichtingen aangaan die niet passen bij hun budget.”

Jungmann: “Uiteindelijk zijn en blijven mensen zelf verantwoordelijk voor het ontstaan en oplossen van schulden. Door te voorzien in een wettelijk kader zet de overheid een grote en belangrijke stap. Ik hoop dat de politiek nu ook de stap gaat zetten dat er een systeem van vroegsignalering komt, opdat we ‘schuldencarrières’ kunnen bijbuigen voordat ze zodanig uit het lood komen te staan dat ook de schuldhulpverlening geen oplossing meer kan bieden. Op dit moment bevindt een op de tien huishoudens zich in een problematische schuldsituatie. Dat mag niet verder groeien: de negatieve economische gevolgen van verdere groei zijn te groot.”

Ortega-Martijn: “Het zou mooi zijn als dat zo is, maar ik verwacht het helaas niet. De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is een kaderwet geworden in de ruimste zin van het woord. Vrijwel alles wordt aan de gemeenten overgelaten. Het is maar de vraag of deze wet echt de gewenste impuls kan geven voor een grotere kwaliteit en efficiënte in de schuldhulpverlening. Het verruimen van de mogelijkheden voor particuliere schuldhulpverlening is een goede ontwikkeling. Een groter aanbod van schuldhulp-verlening leidt tot korte wachttijden voor hulp en de concurrentie kan een stimulans zijn voor een betere kwaliteit. Wel moet de overheid de juiste voorwaarden scheppen: mensen moeten niet de dupe worden van malafide schuldhulpverleners.”

Visscher: “De schuldhulpverleningsinstanties verrichten goed werk voor mensen met schulden. Uit ons onderzoek Nederlanders en hun schulden, eigen schuld? blijkt dat de hulpverleningsinstanties een positief effect hebben op de aflossing van schulden. Echter vaak wel met een vertragend effect. Meer financiële mogelijkheden voor deze organisaties is daarom naar mijn mening zeker aanbevelingswaardig.”

Otter: “Helaas niet. Het grote probleem is dat al deze ontwikkelingen doekjes voor het bloeden zijn en er geen alles overkoepelende visie vanuit de overheid is voor de problematiek. Sterker nog: deze afzonderlijke regelingen werken elkaar tegen en zorgen voor onrust op de markt en bij de schuldhulpverleners. De ene keer deelt de overheid zich weer prachtige incassomiddelen toe, zoals overheidsvordering of bronheffing, waaraan de maatschappij zich weer moet aanpassen. Kort daarna komt de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, waarmee de suggestie wordt gewekt dat de schuldhulpverlening verbeterd wordt. Maar wie wacht er op gemeentelijk beleid op dit gebied? Er zijn 418 verschillende soorten van beleid, waarmee maar weer eens wordt bewezen dat eenvormigheid en visie op het gebied van schulden en wanbetaling bij de overheid ver te zoeken is.”

5. Wat zou er nog in de toekomst nog meer moeten gebeuren om de toenemende schuldenlast onder consumenten in te dammen?

Van Leeuwen: “Belangrijk is dat er een politieke visie komt op het oplossen en tegengaan van schulden. Je ziet dat nu dat er heel veel maatregelen zijn die tegen elkaar in werken. Een voorbeeld is de overheidsvordering waarmee de belastingdienst bij betalings-achterstanden het saldo van de schuldenaar op zijn bankrekening mag afromen. De schuld wordt dan – zonder tussenkomst van een deurwaarder – direct van de bankrekening afgeschreven. Een dergelijke afschrijving kan er weer voor zorgen dat de zorgpremie niet betaald wordt, waarna er een bestuursrechtelijke invordering van de zorgpremie volgt. Er zou beter nagedacht moeten worden welke consequenties nieuwe overheids-maatregelen hebben voor het betaalgedrag van de schuldenaar.”

De Kock: “De belastingwetgeving zou vereenvoudigd moeten worden, want in vrijwel elk schuldenpakket zit tegenwoordig een belastingvordering, zoals een geschil over huurtoeslag, zorgtoeslag of kinderopvang. Die komen vaak voort uit onwetendheid van de belastingbetaler en de ingewikkeldheid van het huidige systeem.”

Jungmann: “In de afgelopen jaren hebben individuele crediteuren steeds meer eigen bevoegdheden gekregen om vorderingen te incasseren. Met name de overheid zoekt in haar rol van crediteur naar mogelijkheden om de incasso efficiënter te organiseren. In tijden van bezuinigingen is dat belangrijk, maar in de uitwerking zijn de gevolgen op dit moment soms ongewenst. Als iemand niet voldoende geld overhoudt om de energie te betalen omdat de belastingdienst de overheidsvordering toepast, lossen we geen problemen op maar verschuiven we ze. Zonder integrale incassovisie leiden verdere efficiency verhogende maatregelen zonder meer tot meer financiële problemen bij huishoudens.”

Visscher: “Zowel het Nederlandse publiek als de overheid zou zich meer bewust moeten worden van de huidige situatie op het gebied van schulden en schuldhulpverlening. Vervolgens zouden er effectieve methoden ontwikkeld moeten worden, waarmee zoveel mogelijk Nederlanders geholpen kunnen worden. In ons onderzoek hebben we reeds een start gemaakt te bepalen welke interventiemethodes, afhankelijk van doelgroepen en omstandigheden, voor de incassobureaus en gerechtsdeurwaarders het meest effectief zijn. Meer onderzoek leidt tot meer kennis en inzicht over de huidige problematiek. Het is van groot belang dat er niet wordt gegoocheld met cijfers. Valide en betrouwbare onderzoeksmethoden, nauwkeurige statische analyses en gefundeerde conclusies moeten de basis blijven voor praktische aanbevelingen, waarmee de schuldenproblematiek doeltreffender kan worden aangepakt.”

Ortega-Martijn: “Het beleid is nu te versnipperd en de regels zijn te complex. Wij moeten af van deze bureaucratische rompslomp en de verantwoordelijkheden tussen schuldeiser en schuldenaar moeten duidelijker worden. Ook de wachttijden zijn in bepaalde gemeenten te lang. Schulden stapelen hierdoor onnodig op. De ChristenUnie wil daarom een nieuwe aanpak in de schuldhulpverlening. In maart van dit jaar hebben wij aan de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een notitie aangeboden. Wij willen de verantwoordelijkheid voor schulden leggen waar die hoort: bij de schuldeisers en schuldenaren. Het systeem moet op de schop, zodat er meer samenhang komt. Daarnaast wil de ChristenUnie meer aandacht voor de preventie van schulden. Hierbij kunnen vrijwilligers ook een belangrijke rol spelen. Zij kunnen professionals ontlasten en een waardevolle bijdrage leveren door mensen te helpen bij praktische zaken, zoals de thuisadministratie.”

Bron: www.creditexpo.nl