Eind mei heeft minister Hirsch Ballin van Justitie een advies ontvangen over de problematiek rond de incassokosten. Dit advies is opgesteld door een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de VVCM, het Verbond van Credit Management Bedrijven (VCMB), de Vereniging van Incasso- en procesadvocaten (VIA), en de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). Wat houdt het advies in?

Het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie hebben op 29 juni 2000 de richtlijn 2000/35EG betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties vastgesteld. Deze richtlijn (hierna: de Richtlijn) is op 8 augustus 2000 in werking getreden. De Richtlijn maakt voor de verschuldigde boeterente een duidelijk onderscheid tussen de ‘handelstransacties' en alle andere transacties (bijvoorbeeld met consumenten).

De regeling voor de boeterente bij handelstransacties is concreet en duidelijk: als de hoofdsom vaststaat, kan daaroverde hoge wettelijke handelsrente (op dit moment in Nederland 8%) worden berekend vanaf het moment van verzuim, dat automatisch intreedt na het vervallen van de factuur (of bij gebreke van een termijn: 30 dagen nadien)

Bij de niet-handelstransacties geldt de ‘gewone' wettelijke rente; in Nederland thans 4%. Voor de incassokosten bepaalt artikel 3 lid 1 sub e van de Richtlijn: ‘Tenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de betalingsachterstand, heeft de schuldeiser aanspraak op een redelijke schadeloosstelling door de schuldenaar voor alle relevante invorderingskosten ontstaan door diens betalingsachterstand.

Dergelijke invorderingskosten moeten voldoen aan de beginselen van transparantie en verhouding tot de schuld in kwestie. De lidstaten kunnen met inachtneming van de bovengenoemde beginselen een maximumbedrag vaststellen voor de invorderingskosten voor diverse schuldniveaus.' Voor de incassokosten is dus geen concrete regeling getroffen. Dit wordt overgelaten aan de lidstaten. Wel wordt te kennen gegeven dat deze regeling transparant moet zijn.

Onderscheid tussen B2B en B2C
Een veel gehoord geluid (onder andere van de Raad van State) is dat de huidige regeling van de buitengerechtelijke kosten in Nederland in de praktijk niet eenduidig genoeg is om te voldoen aan de in de Richtlijn gestelde voorwaarde van transparantie. De werkgroep deelt deze kritiek. Zij is voorts van oordeel dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen incassozaken tegen bedrijven (B2B) en incassozaken tegen particulieren (B2C).
Dit in navolging op de afzonderlijke wettelijke regeling die inmiddels ook is vastgelegd in artikel 6: 119 a BW voor wat betreft de wettelijke handelsrente die verschuldigd is bij het te laat betalen van een handelsvordering.

Naar analogie dat bij handelstransacties een hoger rentepercentage verschuldigd is, dienen naar het oordeel van de werkgroep de incassokosten bij handelstransacties eveneens hoger te zijn dan bij een vordering op een consument. Daar zijn verschillende overtuigende argumenten voor: Bij de B2B-incasso komen er steeds meer disputen voor, die al dan niet terecht worden opgeworpen, teneinde uitstel van betaling te bewerkstelligen. Daardoor wordt de B2B-incasso steeds complexer.

De incassowereld wordt steeds internationaler en dit vereist hoog gekwalificeerd maatwerk bij het incasso-intermediair. Onder de B2B-incasso valt immers ook het incasseren van een (al dan niet terecht) betwiste vordering op een Italiaanse debiteur waarbij vervolgens vanwege de procesrechtelijke regels een procedure in Nederland plaatsvindt en Nederlands recht van toepassing is. Ook in die gevallen dient de Nederlandse rechter zich uit te laten over de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten. Deze gevallen doen zich steeds vaker voor omdat we naar een groot (en in bepaalde opzichten grenzenloos) Europa aan het toewerken zijn.

Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de Nederlandse rechter bij een internationale dispuutzaak een zelfde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten toewijst als bij (bijvoorbeeld) een (relatief standaard) vordering van een Nederlands telecombedrijf waarbij 10.000 incassobrieven op dezelfde dag door een geautomatiseerd systeem worden verstuurd, zonder dat daar een incassomedewerker aan te pas komt. In de B2B-markt wordt gecontracteerd op basis van gelijkwaardigheid. Er bestaat volledige contractsvrijheid op tal van punten en de schuldenaar hanteert vaak dezelfde overeenkomsten en algemene voorwaarden richting diens debiteur.

Het advies
Op grond van deze argumenten heeft de werkgroep aan de minister van Justitie de volgende regeling voorgesteld:

A. Een debiteur is incassokosten verschuldigd volgens onderstaande staffel indien aan de navolgende voorwaarden wordt voldaan:

1. Debiteur is in verzuim (te beoordelen naar Nederlands recht).

2. Debiteur is een zakelijke ondernemer in de zin van art. 2 lid 1 van de Richtlijn, derhalve een ondernemer waarop in Nederland het regiem van de wettelijke handelsrente van toepassing is.

3. Debiteur is aangeschreven door een door de crediteur ingeschakelde incasso-intermediair en deze incasso-intermediair heeft werkzaamheden verricht voordat de ter incasso uit handen gegeven hoofdsom in het vermogen van de crediteur is gevloeid.

4. De crediteur dient te bewijzen dat de in verzuim zijnde debiteur na het opeisbaar worden van de vordering een aanmaning heeft ontvangen, waarbij aan de debiteur een termijn van ten minste vijf werkdagen is gegeven om het opeisbare bedrag te voldoen. In deze aanmaning moet aan de debiteur bij wijze van allerlaatste waarschuwing te kennen worden gegeven dat bij uitblijven van betaling de vordering ter incasso uit handen zal worden gegeven waarbij tevens moet worden meegedeeld dat alle daaraan verbonden kosten voor rekening van de debiteur komen.

B. Indien wordt voldaan aan het hiervoor gestelde onder sub 1, 2 en 3, maar niet aan het gestelde in sub 4, is debiteur een bedrag aan incassokosten verschuldigd ter hoogte van de helft van de staffel.

C. Indien partijen een ander bedrag aan incassokosten zijn overeengekomen, al dan niet middels toepasselijkheid van algemene voorwaarden, zullen deze overeengekomen incassokosten worden toegewezen. Uitsluitend in bijzondere omstandigheden kunnen deze kosten door de rechter worden gematigd, echter niet verder dan tot het volledige bedrag van de staffel. De algemene voorwaarden kunnen alleen van invloed zijn op de hoogte van de incassokosten, maar niet op het moment waarop deze verschuldigd zijn.

Staffel

Hoofdsom 

incassokosten

€ 0,00 / € 10.000

15%

€ 10.000/ € 25.000

10%

€ 25.000/ € 100.000

5%

€ 100.000 -> meer

3%

De effecten
Toepassing van het voorstel van de werkgroep zal leiden tot:

1. Sneller en dus beter betalingsgedrag tussen ondernemingen binnen de Europese Unie, verbetering van (betalings)normen en -waarden, en daarmee van de betalingsmoraliteit in het algemeen.

2. Minder procedures door transparantie/duidelijkheid en daardoor minder belasting van de rechterlijke macht.

3. Het voldoen aan het criterium dat de ‘vervuiler' betaalt. Verschillende soorten van maatschappelijke kosten (werkloosheid, kosten voor de rechtspraak) worden voorkomen doordat het probleem bij de bron wordt aangepakt.

4. De tegenwoordig alom gevoelde onredelijkheid van wanbetaling wordt aangepakt.

Met de voorgestelde regeling wordt gestimuleerd dat crediteuren aan hun debiteuren de vijfdagen aanmaning versturen. De crediteur beseft dat alleen in dat geval het volledige bedrag aan incassokosten volgens de staffel bij debiteur zal kunnen worden geclaimd. Aangezien de crediteur dient te bewijzen dat de debiteur de vijfdagen aanmaning heeft ontvangen, zal hij deze op een juiste manier moeten adresseren en ervoor moeten zorgen dat deze ook daadwerkelijk de geadresseerde zal bereiken.

Omdat door de transparantie van de nieuwe regeling ook de debiteur zal beseffen dat hij het volledige bedrag aan incassokosten verschuldigd is indien hij de vijfdagen termijn laat verstrijken en de zaak ter incasso gaat, zal hij eerder overgaan tot betaling dan constructief in overleg gaan met de crediteur over een regeling.

Hoe dan ook, te verwachten valt dat veel incassozaken kunnen worden voorkomen, evenals een groot deel aan gerechtelijke procedures over de incassokosten. Indien de crediteur onverhoopt niet kan bewijzen dat debiteur de vijfdagen aanmaning heeft ontvangen, is debiteur in ieder geval de helft van de kosten volgens de staffel verschuldigd. Deze kosten kan de crediteur al snel claimen.

Debiteur is deze kosten immers verschuldigd vanaf het moment dat hij in verzuim is en de crediteur een externe incasso-intermediair heeft ingeschakeld die werkzaamhedenheeft verricht voordat de betaling van debiteur in het vermogen van de crediteur is gevloeid. Het is niet relevant hoeveel sommatiebrieven door de incasso-intermediair zijn verzonden en of deze door debiteur zijn ontvangen.

Auteur: Sander Bierens, eigenaar Bierens Incasso Advocaten en lid van de Haagse Commissie van de VVCM. Dit artikel is eerder verschenen in De Credit Manager

Bron: De Credit Manager