Het aantal mensen met betaald werk nam in de afgelopen drie maanden met gemiddeld 21 duizend per maand toe en bedroeg in februari 9,1 miljoen personen. Het aantal werklozen daalde in dezelfde periode met gemiddeld 17 duizend per maand naar 274 duizend. Zij hadden geen betaald werk en gaven aan recent naar werk te hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar te zijn. Het werkloosheidspercentage kwam in februari 2020 uit op 2,9. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers. UWV registreerde eind februari 240 duizend lopende WW-uitkeringen.

De meest recente cijfers van CBS en UWV gaan over de maand februari. In die maand was het effect van het coronavirus op onze samenleving nog beperkt.

4,0 miljoen mensen hadden in februari om uiteenlopende redenen geen betaald werk. Naast werklozen ging het om 3,7 miljoen mensen die niet recent hebben gezocht en/of niet direct voor werk beschikbaar waren. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend. Hun aantal is in de laatste drie maanden met gemiddeld 2 duizend per maand gestegen.

Werkloosheidsindicator

Om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in verschillende landen te kunnen vergelijken, wordt vaak gebruikgemaakt van de werkloosheidsindicator van de International Labour Organization (ILO). Volgens deze indicator worden mensen van 15 tot 75 jaar zonder betaald werk die hier recent naar hebben gezocht en direct beschikbaar zijn met ‘werkloos’ aangeduid. In februari waren er 274 duizend werklozen, dat komt neer op 2,9 procent van de beroepsbevolking. Dat is voor het eerst sinds 2003, het eerste jaar waarvoor maandcijfers beschikbaar zijn, dat het percentage lager is dan 3,0.

UWV: minder WW-uitkeringen in februari

UWV verstrekte eind februari 240 duizend lopende WW-uitkeringen. Dat zijn er 33,4 duizend minder dan een jaar eerder (-12,2 procent). Vergeleken met een maand eerder nam het aantal WW-uitkeringen af met 1,3 duizend (-0,5 procent).

Onbenut arbeidspotentieel

Het CBS publiceert maandelijks over de omvang van de werkzame beroepsbevolking en de niet-werkzame bevolking, waarbij de laatste groep wordt uitgesplitst naar de werkloze beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking (allemaal volgens ILO-definitie).

Met de werkloze beroepsbevolking wordt echter niet het totale onbenut arbeidspotentieel beschreven. Behalve werklozen behoren hiertoe nog andere groepen. Het gaat ook om mensen die óf recent gezocht hebben naar werk óf direct beschikbaar zijn voor werk. Deze mensen worden gerekend tot het onbenut arbeidspotentieel, maar vallen buiten de werkloosheidsdefinitie. Ook deeltijders die meer uren willen werken en hiervoor direct beschikbaar zijn, behoren tot het onbenut arbeidspotentieel.

De grootte en samenstelling van deze groepen worden alleen per kwartaal gepubliceerd. Het totaalbeeld dat de onderstaande figuur weergeeft is gebaseerd op de meest recente kwartaalcijfers (vierde kwartaal 2019). Het totale onbenut arbeidspotentieel bestond in het vierde kwartaal van 2019 uit 982 duizend mensen, 57 duizend minder dan een jaar eerder. De ontwikkeling van het totale onbenut arbeidspotentieel hangt sterk samen met de ontwikkeling van de werkloosheid.

Deel ontvangers van WW, bijstand of arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft betaald werk

Niet alle mensen die volgens de definitie werkloos zijn, ontvangen een werkloosheidsuitkering. Aan de andere kant worden ook niet alle mensen met een WW-uitkering als werkloos gerekend. Een deel van de ontvangers van WW, bijstand of een arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft daarnaast betaald werk, voor hen is de uitkering aanvullend. Resultaten van een onderzoek naar arbeidsdeelname onder ontvangers van uitkeringen staan in dit nieuwsbericht.

Het CBS publiceert maandelijks volgens de internationale richtlijnen over de beroepsbevolking. De bijbehorende indicatoren, de werkzame en werkloze beroepsbevolking, worden wereldwijd gebruikt om de conjuncturele ontwikkelingen op de arbeidsmarkt te beschrijven. Daarbij zijn maandcijfers essentieel. Daarnaast publiceert het UWV maandelijks over het aantal WW-uitkeringen. Deze UWV-cijfers over uitkeringen zijn niet één-op-één vergelijkbaar met de indicatoren over de beroepsbevolking.

Bron: CBS