Een bedrijf dat producten of diensten verkoopt met uitstel van betaling, wordt geconfronteerd met kosten die toenemen naarmate de betaling uitblijft. Naast inningskosten die verbonden zijn aan incassoprocedures (aanmaningen, telefoongesprekken, incassokantoren, gerechtsdeurwaarders) moet hier ook rekening gehouden worden met de kosten van voorfinanciering.

Inderdaad: een product moet geproduceerd worden voor er geld binnenkomt. Voor een bedrijf één euro verdient, zijn er allerlei kosten. Denk maar aan het personeel dat moet betaald worden, de basisgoederen die moeten aangekocht worden, de energiekosten die productiemachines opslorpen, …

Voorfinanciering

Wie een bedrijf opricht moet er dus voor zorgen dat de vaste activa, zoals het gebouw en het machinepark, gefinancierd worden. Maar daarnaast zal de startende ondernemer er ook rekening mee moeten houden dat hij minstens één productiecyclus moet voorfinancieren. Indien het product niet onmiddellijk na de productie en de verkoop wordt betaald, is er nog geen vers geld om onmiddellijk een tweede productiecyclus op te starten. Ook (een deel van) die tweede productiecyclus moet dus voorgefinancieerd worden. Pas als er geld binnenkomt, kan dat gebruikt worden om een volgende productiecyclus te bekostigen. Hoe langer de betaling uitblijft, hoe groter het bedrag het producerende bedrijf zelf moet ophoesten om verder te werken, hoe groter de noodzaak van netto-bedrijfskapitaal.

Meer zelfs, een bedrijf dat groeit heeft méér werkmiddelen nodig. Het machinepark moet uitgebreid worden, er moet meer personeel aangeworven en betaald worden, … De behoefte aan netto-bedrijfskapitaal groeit dus mee. Een ondernemer die geconfronteerd wordt met vertraagde betalingen wordt in die zin geremd in zijn groei.

WACC of Weighed Average Cost of Capital

Deze voorfinanciering kost dus geld. Een bedrijf spreekt grosso modo twee types geldbronnen aan. Enerzijds leent het geld via bijvoorbeeld de bank. De kost hiervan (intresten) is vandaag historisch laag. Anderzijds maakt een bedrijf ook gebruik van het geld van aandeelhouders om haar behoeftes te financieren. Maar het geld van aandeelhouders, die in ruil een dividend verlangen, is voor een bedrijf duur geld. Aandeelhouders zijn immers slechts bereid in een bedrijf te investeren als het uitzicht op rendement voldoende hoog én de risicoverwachting laag is.

De gemiddelde kost van deze twee geldbronnen (de WACC of Weighed Average Cost of Capital) is de norm die in beschouwing moet genomen worden om de gevolgen van late betalingen te berekenen. Deze kost knaagt aan winstmarges. Gaan we omwille van de eenvoud van de berekening uit van een WACC van 12% (weinig realistisch, daarom hanteren verder in het artikel een WACC van 10%), dan zal een bedrijf dat zijn omzet systematisch een maand te laat betaald krijgt, de winst op die omzet met 1% zien afkalven. We weten ook dat heel wat KMO’s met beperkte winstmarges werken. Voor velen onder hen betekent op tijd betaald worden of (veel) te laat het verschil tussen winst en verlies.

Methodologie

Vraag is dus wat de kost is van te late betalingen in onze Belgische economie? Hoe evolueert die?

Om dit te berekenen namen we alle jaarrekeningen van de boekjaren 2012 tot en met 2017. We vertrekken vanuit de stelling dat een factuur binnen de 30 dagen na factuurdatum betaald moet zijn. Dat was immers het principe van de Europese richtlijn met betrekking tot het B2B-betaalverkeer. Facturen die binnen de dertig dagen betaald worden, beschouwen we dus als ‘normaal’ in de B2B-sfeer. Facturen die later betaald worden, genereren extra kosten zoals hierboven geschetst. We nemen ook voor elk bedrijf een (realistische en meer verdedigbare) WACC van 10%.

De financieringskost wordt berekend op twee groepen ondernemingen:

  • Bedrijven en organisaties (vzw’s) die een jaarrekening publiceren onder de natuur 40 of 401. Bij die ondernemingen zijn zowel de handelsvorderingen als de omzet gekend. Hieruit kan per entiteit het aantal dagen klantenkrediet (DKK of DSO) berekend worden. Deze gegevens maken het mogelijk om per bedrijf de financieringskost van omzet die langer dan dertig dagen uitblijft te berekenen en hiervan de totalen te maken.
  • De meeste bedrijven en organisaties (vzw’s) publiceren een balans onder staffelvorm, het publicatieformaat 20 of 201. Handelsvorderingen zijn hier gekend, omzet niet. Maar er is een berekening om vrij correct de omzet  in te schatten en het aantal dagen klantenkrediet te berekenen. Op de handelsvorderingen en die geschatte omzet passen we vervolgens de mediaanwaarde van het aantal dagen klantenkrediet toe op basis van de sector waartoe het individuele bedrijf behoort. Ook hier passen wij vervolgens voor elk individueel bedrijf een WACC toe van 10% op de volumes handelsvorderingen die de 30 dagen overstijgen. Ook hiervan maken we de totalen.

Omdat we spreken over belangrijke populaties blijft de foutenmarge van de schattingen gering omwille van het Gausscurve-effect. Dezelfde methodologie is ter verificatie ook uitgetest op ondernemingen die wel omzet publiceren. Binnen die (deel)populaties bekomen we foutenmarges kleiner dan 4%.

De waarden die we zo bekomen uit beide types jaarekeningen vormen de totalen ‘economische schade door vertraagde betaling’ die we zowel globaal als per sector groepeerden.

Minimale economische schade

De aandachtige lezer zal begrijpen dat we op basis van deze benadering geen conclusies kunnen trekken met betrekking tot de bedrijven die geen jaarrekening (dienen te) publiceren. De conclusies hebben dus geen betrekking op bijvoorbeeld eenmanszaken, nochtans een belangrijke – zij het qua financieel volume beperkte – populatie binnen ons bedrijvenlandschap. In die zin moeten de cijfers die we naar voor schuiven ook eerder als minima dan als maxima begrepen worden.

We herhalen overigens dat we binnen dit kader enkel de financieringskost berekenen. Vertraagde betalingen brengen ook andere kosten met zich mee. Zo zal een deel van die vertraagde facturen uiteindelijk nooit betaald worden omwille van het faillissement van de schuldenaar.

9.649.743.047 euro

Bij het afsluiten van dit onderzoek had ruim 97% van alle publicatieplichtige ondernemingen hun jaarrekening met betrekking tot het boekjaar 2016 gepubliceerd. Op federaal niveau berekenen we een economische schade als gevolg van betaling van facturen meer dan 30 dagen na factuurdatum op 9.649.743.047 euro. Ruw geschat is dat ongeveer 2% van ons bruto nationaal product of het equivalent van 20.000 arbeidsplaatsen.

Een uitsplitsing van de cijfers vindt u in de uitgebreide studie:

Studie betaalgedrag Q3 2017Na de crisis zien we jaar na jaar lichte stijgingen. De stijging wordt plots groter op het moment dat we aannemen dat de crisis grotendeels verteerd is.

Economische_schade_wanbetaling.PNG

Economische schade per sector

De sector waar we in volume de grootste economische schade meten door vertraagde betalingen (meer dan 30 dagen na factuurdatum) is die van de dienstverlening aan bedrijven. Al hoeft dit niet te verwonderen, want in deze sector tellen we het grootst aantal bedrijven die een jaarrekening publiceren waar handelsvorderingen worden vermeld.

Economische_schade_sector.PNG

Download de volledige studie met alle cijfers, tabellen, grafieken, analyses en conclusies hier.

Bron: Graydon blog (België) – auteur: Eric van den Broele