Vóór de grote liberalisering in de financiële wereld functioneerden banken en verzekeraars effectief als stootkussens van en voor de economie. Die functie is een noodzakelijk en essentieel onderdeel van het bestaande geldsysteem en geeft de financiële instellingen aanzien en rechten.
Helaas zijn de banken en verzekeraars geen buffers meer voor de economische stabiliteit maar aanjagers van financiële instabiliteit geworden. Daardoor waren de overheden genoodzaakt hun functie van "lender of last resort" over te nemen. Het waren de directeuren van de centrale banken, die de Ministers van de Financiën bij de hand namen en hen naar internationale vergaderingen leidden om onverstelbaar hoge kredieten voor de banken en verzekeraars los te peuteren. De burgers staan daarvoor via toekomstig belastinggeld garant; dat wordt wel eens vergeten.

Politici en financiële toezichthouders hebben de plicht en de verantwoordelijkheid de economie tegen excessen van superkapitalisten, superspeculanten en slechte bestuurders te beschermen. Het is inmiddels duidelijk bewezen dat dit binnen het huidige geldsysteem kansloos is geworden.

Geld is een publiek goed en het recht om wettelijke betaalmiddelen uit te geven, komt toe aan overheden. Maar sinds 300 jaar wordt geld niet meer gecreëerd door regeringen maar is deze functie aan banken overgedragen. We beweren dat we in een democratie leven, maar over één van de belangrijkste maatschappelijke factoren, geld, blijkt het parlement geen zeggenschap te hebben. Om de macht over het geld weer binnen de democratie te brengen zijn slechts kleine wetswijzigingen nodig. Met het terug nemen van de macht over het geld en het doorvoeren van een adequate bankhervorming, is de kredietcrisis vrijwel onmiddellijk te stoppen en wordt de kans op nieuwe financiële crisissen geminimaliseerd.

Er zijn twee belangrijke redenen waarom de kredietvoorziening niet langer van het huidige geld/banksysteem afhankelijk moet zijn. De overheid heeft noodgedwongen de functie van "lender of last resort" moeten overnemen. Daarnaast moet de kredietvoorziening ook normaal kunnen functioneren in tijden, waarin er geen economische groei is en de bevolking krimpt.

Het beleid van de centrale bank is gericht op permanente groei en inflatie. Hiermee wordt de rentelast overgeheveld van de leners naar de gebruikers van het geld en vermindert het risico dat leningen niet worden terugbetaald. Daarnaast blijkt een gematigde inflatie een stimulans te kunnen zijn voor de economie, in tijden dat er een toename is van energie, grondstoffen en arbeidskrachten. Dat heeft in de afgelopen eeuw redelijk goed gewerkt.
Het is dus niet toevallig, dat ons economisch model gebaseerd is op een eeuwige groei van input, output en bevolking. Echter het hardnekkige geloof, dat een economie moet groeien om gezond te zijn, staat op gespannen voet met een belangrijk en noodzakelijk nieuw uitgangspunt voor de 21ste eeuw: Duurzaamheid. Duurzaamheid veronderstelt een evenwicht met ons leefmilieu. Ons leefmilieu groeit niet mee met de toename van onze economische activiteit en bevolking.

Kort omschreven, zou de bankhervorming er als volgt uit kunnen zien: de centrale bank wordt vervangen door een centrale bank van de overheid, die als enige geldscheppende instantie de verantwoordelijkheid voor de kredietverlening op zich neemt. Kredietverlening op basis van solvabiliteit en liquiditeit van privé- banken komt daardoor te vervallen en daarmee de vermenigvuldiging van fictief geld. Banken worden doorgeefluik tussen de centrale bank en het publiek. Als complementaire geldsystemen wordt voor het MKB (de ruggengraat van onze economie) het Zwitserse WIR systeem in gevoerd. En in de Zorgsector wordt het Japanse complementaire geldsysteem geïntroduceerd.

Bron: creditexpo.nl