Ondanks de recente vertraging van de Chinese economische groei en de aanhoudende onzekerheid in de Eurozone, blijft China gestaag investeren in Europa.

De afgelopen zes jaar steeg het aantal fusies en overnames door Chinese bedrijven in Europa van elf (2006) tot 61 (2011). Bovendien was het aantal investeringen vanuit China in Europa in het eerste kwartaal van dit jaar voor het eerst groter dan het aantal investeringen vice versa. Dat blijkt uit een recent PwC onderzoek naar het fusie- en overnameklimaat tussen China en Europa.

China ziet kansen in zwakke Eurozone

“In de ogen van veel Chinese investeerders, vormt de onzekerheid in de Eurozone een mooie kans om te participeren in Europese bedrijven”, aldus Jheroen Muste, partner binnen PwC’s transactie- en consulting praktijk. “Bedrijven die tot voor kort onbereikbaar waren, zijn plotseling potentiële overnamekandidaten geworden.”

PwC verwacht dat Chinese investeerders zich vaker gaan roeren op de Europese overnamemarkten. Chinese bedrijven kiezen vaak primair voor een minderheidsbelang in combinatie met de toezegging dat ze toegang tot technologie krijgen. “Sterker nog, Chinese staatsbedrijven mogen eigenlijk alleen investeren als er ook een binnenlands belang wordt gediend”, stelt Muste. “Om de economische groei vol te kunnen houden, en te voldoen aan de stijgende binnenlandse vraag, moeten technologische ontwikkelingen in China sneller verlopen dan op basis van hun eigen innovatie mogelijk is. Daardoor wordt het land gedwongen om technologische kennis en kunde in te kopen. Met name Duitsland heeft hier door een slim industriebeleid goed op ingespeeld.”

Neem voorbeeld aan Duitsland

Afgelopen jaar was Duitsland het land waar de meeste fusies en overnames werden gedaan door Chinese bedrijven. “De Duitse overheid en het bedrijfsleven hebben flink geïnvesteerd in de relatie met Chinese overheden en bedrijven. Ze hebben goede marktposities opgebouwd in China en een modus gevonden om met Chinese investeerders in eigen land om te gaan. Daar zou Nederland een voorbeeld aan kunnen nemen, stelt Muste. Duitsland en het Duitse bedrijfsleven heeft veel ervaring opgedaan in zaken doen met China. Het bouwen van lange termijn relaties en wederkerigheid zijn essentieel voor succes met en in China.

Hard op de inhoud, met zorg voor de relatie

Zaken doen met Chinese partijen vergt zowel hier als in China een specifieke aanpak. Daarin ervaring opdoen is cruciaal. Nederlandse ondernemers moeten goed weten wat ze “te bieden” hebben en hier scherp op in durven zetten. Tegelijkertijd moet men rekening houden met de Chinese besluitvorming en tijd en moeite willen investeren in het opbouwen van een relatie.

Muste: “Het is helemaal niet erg om veeleisend te zijn en heldere grenzen te stellen. Chinese investeerders zijn goede kooplui en zullen erop ingaan als ze de deal zien zitten. Een Chinees koopmansgezegde luidt: “the seller never looses”, dus grenzen en eisen stellen in onderhandelingen is iets dat ze goed begrijpen. Mits je ze met respect behandelt.”

Meer overnames door China in Europa dan vice versa

Uit het onderzoek blijkt dat in het eerste kwartaal van dit jaar 32 Chinese investeringen plaatsvonden in Europa. Vice versa vonden er 26 transacties plaats. Hiermee is het aantal deals vanuit China voor het eerst in de geschiedenis groter dan vanuit Europa. En belangrijker nog. Tot nu toe werden transacties vooral gedaan door Chinese bedrijven in staatshanden. Maar op dit moment begint de veel grotere groep Chinese familiebedrijven zich ook te oriënteren op overnames op overzeese markten.

Het leeuwendeel van de Chinese investeringen in Europa ging tot voor kort naar het Verenigd Koninkrijk. Met name ingegeven door de traditionele band tussen het Verenigd Koninkrijk en Hong Kong. Nu ook bedrijven van het Chinese vasteland investeringsmogelijkheden onderzoeken, vindt een verschuiving plaats. Hierdoor, en door een slim industriebeleid was afgelopen jaar Duitsland de grootste ontvanger van Chinese investeringen. Gevolgd door de UK en op enige afstand daarachter Nederland, Frankrijk en Italië.

Bron: PwC